Column: Kerk Rouveen/Staphorst herstelt met invoeren ritmisch zingen oude traditie
De hervormde gemeente van Rouveen en Staphorst gaat met ingang van volgend jaar ritmisch zingen, meldden RTV Oost en de Stentor eind vorige maand. De media spreken van een mijlpaal in de geschiedenis van de kerk.
Dat is het natuurlijk. Sinds mensenheugenis worden de psalmen in de kerk van de Reformatie in Nederland niet-ritmisch gezongen. Het lijkt er zelfs op dat de psalmen van Datheen uit 1566 helemaal nooit in hun oorspronkelijke ritme hebben geklonken. Niet als gevolg van bewuste keuzes, maar als resultaat van de problemen rond het aanleren van 124 nieuwe melodieën door het kerkvolk.
Zo bezien breekt men in Rouveen/Staphorst inderdaad met een eeuwenoude traditie. Daar moet je dus argumenten voor hebben. Die heeft de gemeente ook. Op de plaatselijke hervormde school worden de psalmen al jaren ritmisch aangeleerd. Waarom dan in de kerk nog op de oude manier? Bovendien zijn de psalmen van 1773 volgens de plaatselijke predikant, ds. H. Born, „in principe gemaakt voor hele en halve noten en is het dus geen probleem om over te stappen”, aldus de weergave van RTV Oost.
Nu is dat laatste een lastig argument. De berijming van 1773 werd namelijk gemaakt in een tijd waarin de psalmen overal niet-ritmisch gezongen werden. Op die praktijk is de staatsberijming afgestemd. Bij een aantal psalmen is dat te merken. Ga Psalm 48 maar eens ritmisch zingen. De klemtonen in vers 1b vallen precies verkeerd. Om die reden ging de roep om ritmisch te gaan zingen in de vorige eeuw vaak gepaard met de roep om een nieuwe berijming. Ds. Hendrik Hasper bijvoorbeeld was een voorvechter van het herstel van het oorspronkelijk ritme en kwam daarom in 1936 ook maar direct met een nieuwe berijming.
Een mijlpaal dus in Rouveen/Staphorst. Een ontwikkeling ook die snel uitgelegd kan worden als een verlaten van het pad, een ‘verlinksing’: een oude, beproefde traditie wordt losgelaten; men wil sneller, moderner, eigentijdser zingen. Waar moet dat heen met Staphorst en Rouveen?
Dan is het goed om de zaak nog eens helder neer te zetten. Wie ritmisch gaat zingen, gaat terug naar de bronnen, is in de zuiverste zin van het woord ”reformatorisch”. Dat het isometrisch psalmzingen oude papieren heeft, is waar. Maar dat het ritmisch zingen nóg oudere papieren heeft, is ook waar. Als Calvijn in 1539 zijn eerste psalmboekje uitgeeft, staan de melodieën ritmisch afgedrukt. In het complete psalter van 1562 is dat niet anders, net als in de vertaling daarvan door Datheen uit 1566.
En dat ritme had z’n bedoeling. De melodie van een psalm of lied krijgt haar karakter niet alleen door toonsafstanden en toonsoort, maar juist ook door het verschil in lengte van de noten. Ga ”Komt allen tezamen” of ”Ere zij God” maar eens op hele noten zingen. Er blijft niets van het karakter van die liederen over. Bij de psalmen is het niet-ritmisch zingen zodanig ingeburgerd dat niemand het meer gek vindt, maar ik denk dat degenen die destijds de melodieën met zorg hebben ontworpen, raar zouden opkijken als ze een kijkje in onze kerken zouden nemen.
Punt is natuurlijk dat het niet-ritmisch zingen een ”identity marker” is geworden van wat echt bevindelijk gereformeerd heet. En dat aan het invoeren van het oorspronkelijke ritme de geur hangt van ongewenste vernieuwingsdrang, waarbij vroeg of laat ook zaken als berijming en Bijbelvertaling zullen gaan schuiven.
Nu weet iedereen die z’n ogen niet in zijn zak heeft dat van dat laatste tal van voorbeelden te geven zijn. Toch zou het van volwassenheid getuigen als we die link niet direct legden. Wie de zaak op zichzelf beschouwt, kan niet anders zeggen dan dat wie ritmisch gaat zingen, teruggaat naar het oorspronkelijke ideaal en recht doet aan de bedoelingen van Calvijn en de zijnen. Daar kan toch geen rechtgeaarde calvinist iets op tegen hebben?