Dr. Cor van Bree: ieder mens spreekt zijn eigen dialect
Als een Huizer of een Urker iemand een zoen geeft, spreekt hij over ”een poes”. Elders in Nederland is een poes een huisdier, maar in Huizen en Urk heeft het daarnaast de betekenis van een kus. Dialect, heet zoiets.
Dr. Cor van Bree, emeritus hoogleraar historische taalkunde en taalvariatie van het Nederlands, noemt het dialect de meest natuurlijke taalvorm die er is en plaatst die tegenover het ABN, het Algemeen Beschaafd Nederlands. „Het Nederlands komt vooral voort uit het Hollands. Daarom lijkt het Standaardnederlands het meest op wat je hoort in het Randstadgebied.”
Van Bree tekent hierbij aan dat de standaardisering van het Nederlands vanaf de 16e, 17e eeuw plaatsvond. „Aanvankelijk had men vooral aandacht voor de spelling, hoe men moest schrijven, maar toch ook wel voor de uitspraak. Dus bijvoorbeeld de korte en de lange ij. Dat was oorspronkelijk een uitspraakverschil. In de 17e eeuw werd in Amsterdam korte ”ei” als ”ai” uitgesproken en de lange ”ij” als ”ei”. Op een gegeven moment verdween dat verschil. De neiging was om in beide gevallen ”ai” te zeggen: ”wain” en ”maid”. De grammatici waren het daar niet mee eens en vonden dat het verschil bewaard moest blijven, maar dat was niet meer tegen te houden.”
Toch hebben, aldus Van Bree, de grammatici succes gehad. „Ten eerste maken we dat verschil nog altijd in de spelling, wat moeilijk is voor veel kinderen en voor ons ook nog steeds. En ten tweede hadden ze in de uitspraak succes. Ze zeiden: „We moeten niet steeds ”ai” zeggen, maar ”ei”, want ”ai” is niet beschaafd en ”ei” is dat wel.” Dat is een keuze van de grammatici geweest en daarom vinden we dat we ”wijn” en ”meid” moeten zeggen en niet ”wain” en ”maid”. Het blijkt dus dat het een beslissing van buiten is, een beetje kunstmatig.”
Van Bree plaatst hierbij de kanttekening dat „de grammatici ook afgingen op hoe de hogere klassen spraken. De taalkundige Van Haeringen stelde dat de standaardtaal, het Algemeen Beschaafd Nederlands, in oorsprong regenten-Hollands is. Het is de hogere klasse geweest die heeft bepaald wat standaardtaal is en wat niet.”
In Haarlem zou het zuiverste ABN worden gesproken. Waarom is gekozen voor Haarlem?
„Dat noemen wij de Haarlemse mythe. Hoe men daaraan is gekomen is niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk komt het uit een publicatie uit 1874. Ene Winkler maakte een tweedelig boek met daarin voor een heleboel dialecten de vertaling van de gelijkenis van de verloren zoon. Daar was een vertaling in het Haarlems dialect bij, maar ook een vertaling in het moderne Hollands, de standaardtaal. Dat moderne Hollands wordt in Haarlem al meer gesproken dan in andere Hollandse steden. Hij laat zich dus nog gunstig over de situatie in Haarlem uit. Het kan zijn dat daar het idee vandaan komt dat men in Haarlem het beste ABN spreekt.”
Hoeveel dialecten onderscheiden we?
„Dat is niet te zeggen. Je kunt globaal dialecten onderscheiden zoals het Gronings, het Twents, het Hollands en het Limburgs. Maar als je het Twents neemt, is het toch heel verschillend of je in het westen of het oosten bent. Bovendien is er geen scherpe grens met bijvoorbeeld het Sallands. Zelfs tussen twee nabijgelegen plaatsen kunnen er verschillen zijn. Of, nog sterker, tussen twee wijken. Heel extreem kun je zeggen: „Ieder mens spreekt zijn eigen dialect.” Daar is een begrip voor: het idiolect.”
Komen er nog dialecten bij?
„Nee, dat gebeurt niet. Maar een dialect kan zich als het ware nog wel uitbreiden. De Noordoostpolder is daar een mooi voorbeeld van. Boeren vanuit allerlei streken hebben zich daar gevestigd. De verwachting was dat ze zich aan elkaar zouden aanpassen en dat er een soort algemeen Nederlands gesproken zou worden. Maar het schijnt –ik weet het van iemand die bij mij is gepromoveerd– dat wat er nu gesproken wordt erg lijkt op het Overijssels. En dat is doordat de jongeren vaak naar school gaan in Zwolle, Kampen en Deventer.
De Surinamers die naar Nederland zijn gekomen, houden bepaalde zaken vast. Je krijgt dan etnolect. De ”w” met beide lippen uitgesproken wordt ”wwe”. Ze laten het wederkerend voornaamwoord ”zich” weg: Je moet schamen. Of: Hij moet schamen, in plaats van: Hij moet zich schamen. De uitdrukking ”kant-en-klaar” is bij hen ”kantklaar”. Zo zijn er meer voorbeelden.”
Sterven dialecten uit?
„Dat ligt genuanceerd. Laat ik vooropstellen dat ‘klachten’ over het uitsterven van dialecten al dateren van het laatst van de 19e eeuw. Ik constateer enerzijds dat jongeren die nog dialect proberen te spreken, een heleboel woorden en uitdrukkingen niet meer weten die de ouden nog wel wisten. De ouden zeggen dan: „Dialect verwatert.” Anderzijds is dialect meer dan alleen het gebruik van specifieke woorden. Wat bijvoorbeeld lang niet zo snel verdwijnt is de zinsbouw die specifiek kan zijn voor een dialect. Ik heb zelf onderzoek gedaan naar verschillen in zinsbouw tussen het westen en het oosten van het land.
Om één voorbeeld te noemen. Een westelijke spreker zegt: „Ik heb een lekke band.” In het hele oosten, van Limburg tot Groningen, zegt men in plaats daarvan: „Ik heb de band lek” Dergelijke verschillen blijven langer bestaan.”
Verwateren dialecten door de komst van mensen van buitenaf?
„Dat kan, maar het kan juist ook het dialect versterken. Per stad zijn er grote verschillen. Maastricht is bijvoorbeeld heel dialectbewust. Maar in Heerlen, waar heel veel mensen naartoe trokken in verband met de mijnen, praten de mensen nog wel anders dan hier, maar het echte dialect is daar niet meer zo.”
Vindt u dialecten mooi?
„Een taal is niet mooi of lelijk. Alle talen zijn even mooi of even lelijk. Als een dialect of een taal verdwijnt gaat er wel iets verloren. Het is een verlies, zou ik willen zeggen, voor de mensheid. Het heeft ook een religieuze component: schepping is variatie. Het valt te betreuren als dat wegvalt.”
Worden dialecten de laatste tijd positiever gewaardeerd? De Bijbel verschijnt in het dialect, predikanten preken in de streektaal.
„Ja,de wetenschap heeft in ieder geval meer oog voor het dialect gekregen. Wetenschappers hebben zich vaak met standaardtalen beziggehouden, maar dat zijn vaak geconstrueerde talen. Als je echt natuurlijke talen wilt onderzoeken, kun je beter een dialect bekijken.
Wat het preken in het dialect betreft, moet ik denken aan wat de bekende dialectoloog Jo Daan zei: „Als het dialect verdwijnt gaat men er toneelstukken in opvoeren.” Preken in het dialect, Bijbelvertalingen in het dialect, popgroepen die in het dialect optreden zie ik allemaal als uitingen van een gecultiveerd dialect voor bijzondere gelegenheden. Dan wordt zo’n dialect weer uit de kast gehaald zoals je ook klederdracht uit de kast haalt. Maar intussen is het oude dialect in de alledaagse situatie aan het verdwijnen. Tegelijk weet je het niet zeker. Er is de globalisering. Hoe gaan de mensen daarop reageren? Gaat er een regionaal bewustzijn ontstaan? Dat zou kunnen.”
Is plat praten ook dialect?
„Op college gebruik ik ook wel de term plat, maar ik zeg er dan altijd bij: „Pas op.” Bij mij staat plat altijd tussen aanhalingstekens, want dan kom je terecht bij de waardering. Voor de taalkundige zijn, zoals ik al zei, alle talen en dialecten evenveel waard. Twents is net zo mooi en interessant als het Standaardnederlands.
Als het gaat om de waardering kom je terecht in de sociale psychologie, bij het verschijnsel dat men op bepaalde taal, taalvariëteiten ongunstig reageert en op andere juist gunstiger. Het zijn vooral de stadstalen zoals Haags en Leids waarop de hogere kringen ongunstig reageren, die men plat vindt. Waarom vindt men het Haags plat? Waarom vindt men dat lelijk als de Hagenaar zegt ”mèèd” in plaats van ”meid”? Omdat die uitspraak hoort bij mensen die men als onbeschaafd beschouwt. De taal zelf is niet onbeschaafd, maar de mensen worden als zodanig beschouwd en daardoor ook hun taal. Het zijn mensen waartoe men zelf niet wil behoren. Dat is het sociale mechanisme. En het slaat nergens op, want die uitspraak van de Hagenaar ”mèèd” dat is precies dezelfde klank die je in het Frans hoort bij ”père” en ”mère”. En dan roept iedereen uit: „Wat is het Frans toch een mooie taal.””
Het Fries
Een vraag die vaak wordt gesteld is of het Fries een taal is of een dialect. Van Bree is daar kort en duidelijk over: het Fries is een taal.
„Taal en dialect zijn lang niet altijd zo makkelijk uit elkaar te houden, maar ik denk dat er in ieder geval voor het Fries argumenten zijn om het een taal te noemen. Het Fries heeft allerlei dialecten. En, zoals er een Standaardnederlands is, is er ook een Standaardfries.” Van Bree voegt daaraan toe dat „het Fries een eigen geschiedenis heeft. Het heeft een duidelijke eigen schrijftaal die eeuwen teruggaat.”
Van Bree stelt dat het Fries in de Grondwet als standaardtaal wordt genoemd. „Het Nederlands als standaardtaal staat niet in de Grondwet, maar het Fries wel. Het is onze tweede standaardtaal.”
serie Moerstaal
Dit is de eerste aflevering in een serie van acht over dialecten.