Commentaar: De les van Dibi
Dit weekend werd in Amsterdam een interessant boek gepresenteerd dat de titel draagt: ”Op tv of roemloos ten onder”. Het gaat over de verhouding tussen politiek en media, een thema dat –gezien de eindeloze stroom publicaties hierover in de achterliggende jaren– de gemoederen blijft bezighouden.
Juist omdat het zo illustratief is voor de spannende en merkwaardige relatie tussen politiek en pers, is het interview met oud-GroenLinks-Kamerlid Tofik Dibi, dat in het boek is opgenomen, leerzaam. Deze jonge Marokkaanse Nederlander kwam in 2006 in het parlement en maakte in de jaren daarna snel furore. Doordat hij niet wegdook voor vragen van journalisten, in gewone taal sprak, afkomstig was uit de levenssfeer van –zeg maar– de „Marokkaanse straatschoffies”, maar tegelijkertijd de stereotype beelden van Marokkaanse Nederlanders doorbrak, werd hij na verloop van tijd de lieveling van de Nederlandse parlementaire pers.
Dibi, die het op bleek te kunnen nemen tegen geroutineerde debaters als PVV-leider Wilders en arabist Jansen, werd door journalisten op het schild geheven en om de haverklap om zijn mening gevraagd. Tot het in 2012, toen de overmoedig geworden politicus zich kandidaat stelde voor het leiderschap van GroenLinks, grandioos mis ging. De feiten hierover zijn genoegzaam bekend. Dibi verliet met de staart tussen de benen het Haagse strijdtoneel.
Het boeiende aan het genoemde recente interview is dat Dibi uit het verleden wijze lessen blijkt te hebben getrokken. De belangrijkste is dat hij achteraf beseft dat hij zich heeft „laten meeslepen door ijdelheid.” „Doordat ik zo vaak in de media kwam, was ik anders naar mezelf gaan kijken. Je gaat in alles wat je zegt geloven. (…) Je gaat denken dat je heel belangrijk bent, uniek.” Het oud-Kamerlid beseft nu dat hij juist hierdoor zijn eigen val orkestreerde.
Dat Dibi tot dit verdiepte zelfinzicht is gekomen, is mooi. Het toont weer eens de waarheid van de Bijbelse en gereformeerde grondgedachte dat mensen nog lichter zijn dan kippenveertjes. Die hebben tenminste nog wind nodig om de lucht in te gaan; Adamskinderen hebben niets nodig om ‘op te stijgen’.
Toch zou het mooi zijn als behalve Dibi een bredere kring van betrokkenen lessen zou trekken uit dit persoonlijke drama. In de eerste plaats politieke partijen. Laten zij er meer op gespitst zijn beginnende, talentvolle politici te waarschuwen voor zelfsoverschatting, mediaverslaving en overmoed. Startende Kamerleden mogen door ervaren collega’s niet aan hun lot worden overgelaten. De tragedie van Tofik kan in dit opzicht dienen als baken in zee.
In de tweede plaats journalisten van serieuze media. Laten zij zichzelf hoeden voor al te gemakkelijke journalistiek, voor het steeds weer afstappen op dezelfde, want zo heerlijk toegankelijke woordvoerders, en voor het op het schild heffen van deze of gene de taal van de straat sprekende politicus, alsof hij de enige zou zijn die van de onderhavige kwestie verstand heeft. Gezonde zelfkritiek, daaraan heeft pers –dat leert de zaak-Dibi ons– meer dan ooit behoefte.