Commentaar: Moord op Kennedy
De moord op de Amerikaanse president John F. Kennedy schokte de wereld. Nu nog, vijftig jaar na dato, raken mensen geëmotioneerd bij de herinnering aan die dramatische gebeurtenis in Dallas op 22 november 1963. Zelfs in protestantse kring bleek de waardering voor de eerste rooms-katholieke Amerikaanse president opeens torenhoog. Het Gereformeerd Weekblad noemde Kennedy na de moord nog net geen ”martelaar voor de vrijheid”.
Waarom maakte de moord op Kennedy wereldwijd zo’n diepe indruk? De president was jong (nog maar 45 jaar oud), charismatisch, kon schitterende redevoeringen houden en de Koude Oorlog was op een dieptepunt beland. Een jaar eerder, in oktober 1962, had Kennedy op het nippertje een kernoorlog weten te voorkomen toen de Russen probeerden nucleaire raketten in Cuba te plaatsen. En hij beloofde voor het eind van de jaren zestig mensen op de maan te zetten.
Het belangrijkste was echter wel dat hij het Amerikaanse volk wist te bezielen, te inspireren en samen te binden, daarbij handig gebruikmakend van het medium televisie; de president kwam de huiskamer binnen. Beroemd is de indringende, retorische vraag uit zijn inaugurele rede op 20 januari 1961: „En dus, mijn mede-Amerikanen: vraag niet wat uw land voor u kan doen – vraag wat u kunt doen voor uw land.” In de onzekere, bij vlagen apocalyptische tijd van de Koude Oorlog wist Kennedy het Amerikaanse volk weer zelfvertrouwen te geven en hoop op een betere toekomst. Zijn seksuele escapades nam men voor lief. ”New Frontiers” (nieuwe grenzen) kwamen binnen het gezichtsveld. Als zelfs de maan bereikbaar was, dan was op het ondermaanse alles mogelijk. Overal in het vrije Westen waren de ogen hoopvol op de Amerikaanse president gericht. „Niet alleen hij, maar ook mijn hoop op een betere wereld was vermoord”, zegt vrijdag iemand in het Reformatorisch Dagblad over Kennedy’s dood.
Het heeft onmiskenbaar iets positiefs dat een land zich als één man schaart achter een leider die vergezichten opent. Een gezond gevoel van trots en nationaal bewustzijn werkt samenbindend en stuwt de samenleving naar grotere hoogten. In de onzekere tijden waarin we leven, hunkeren veel mensen naar een nieuwe Kennedy die hen boven zichzelf uittilt. Toen Obama vijf jaar geleden aantrad, waren de verwachtingen hooggespannen.
De roep om een krachtige leider heeft echter ook gevaarlijke kanten. Dat een volk zich (juist in tijden van crisis) gemakkelijk op sleeptouw laat nemen door charismatische figuren met verkeerde bedoelingen, heeft de geschiedenis wel geleerd. Daarom is het belangrijk dat gezagsdragers erkennen dat ze niet autonoom zijn, maar hun gezag van Hogerhand ontvangen.
In dat verband is het opmerkelijk dat Kennedy zijn toespraak op 22 november 1963 in Dallas zou besluiten met de nimmer uitgesproken woorden: „Wij vragen (…) of wij in onze tijd en voor altijd het oude visioen mogen bereiken van vrede op aarde en welbehagen voor de mensen. Dat moet ons doel zijn – en onze kracht moet als basis hebben de rechtvaardigheid van onze zaak. Want, zoals het lang geleden is geschreven: „Zo de Heere de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.””