Schoolbusje refo’s moet blijven
Als we trots zijn op de vrijheden die ons staatsbestel kenmerken, moeten we niet zeuren als het wat kost om die vrijheden in stand te houden, stelt Bart Voorzanger.
Het ‘refobusje’ staat ter discussie: moeten wij als gemeenschap meebetalen aan het relatief dure vervoer van kinderen die naar een zwartekousenschool gaan, terwijl ze ook best naar een school dichterbij kunnen? Ik denk dat dat inderdaad moet. Niet omdat ik die kinderen per se naar zo’n school wil hebben –daar ga ik niet over– maar vanwege het principe. Wij zijn terecht trots op de vrijheden die ons staatsbestel kenmerken, en dan moeten we niet zeuren als het wat kost om die vrijheden in stand te houden.
Eén ding vooraf: de term ”vrijheid van onderwijs” is historisch verklaarbaar, maar hij geeft niet weer waar het echt om gaat. De kern van de zaak is de vrijheid van ouders om hun eigen kinderen op te voeden, hen hun eigen normen en waarden mee te geven, en hen te leren wat zij voor waar houden, vóórdat die kinderen kennismaken met, en verward raken door, de waarden en waarheden van andersdenkenden. Het wordt tijd dat we ”vrijheid van onderwijs” vervangen door een grondwettelijk gegarandeerde ”vrijheid van opvoeding”.
Uiteraard moeten die kinderen uiteindelijk leren dat ándere mensen soms heel anders tegen het universum aankijken. En als we de boel een beetje bij elkaar willen houden, is het handig wanneer ze die anderen daarin ook alle vrijheid gunnen. Nog mooier is het wanneer ze –en zij niet alleen– beseffen dat alle moraal en elke opvatting over de herkomst van het universum uiteindelijk berust op je eigen keuze de werkelijkheid op een bepaalde manier te zien. Maar niet alles tegelijk graag. Dat kan geen mens aan.
Het valt niet altijd mee anderen die vrijheid van opvoeding te gunnen. Maar het kan helpen je voor te stellen dat je in een land woont waar de meesten er heel andere denkbeelden op nahouden dan jijzelf, of te denken aan geestverwanten die nu daadwerkelijk in zo’n situatie leven: vrijdenkers in een orthodox-religieus land bijvoorbeeld, of christenen in Saudi-Arabië. Je moet er toch niet aan denken dat jij en anderen die denken zoals jij, hun kinderen moeten uitleveren aan een schoolsysteem dat hun normen bijbrengt en een wereldbeeld opdringt dat jou tegen de borst stuit?
Tegenstanders van onderwijs op levensbeschouwelijke grondslag denken nogal eens dat het alternatief –‘openbaar’ onderwijs– levensbeschouwelijk neutraal is. Dat nu is onzin. Telkens als je je leerlingen aanspreekt op hun gedrag, geef je hun bepaalde normen mee, en wel –onvermijdelijk– de jouwe.
Zodra je praat over hoe mensen met mensen omgaan of omgingen –een lesje over de gemeenteraad, over de Tachtigjarige Oorlog, of gewoon over verkeersregels en de manier waarop we die gebruiken– zul je bedoeld of onbedoeld laten merken wat je wel en niet wenselijk vindt en waarom. Sociale ‘feiten’ zijn nooit moreel neutraal. En onderwijsgevenden zijn in Nederland zelfs wettelijk verplicht om normen en waarden over te dragen – burgerschapsvorming, hecht verankerd in de kerndoelen van ons onderwijs, is morele vorming. Onderwijs is altijd ook opvoeding. Levensbeschouwelijk neutraal onderwijs bestaat niet.
We mogen er trots op zijn te leven in een land waarin die weldadige vrijheid van opvoeding, zij het onder het wat misleidende kopje ”vrijheid van onderwijs”, in de Grondwet verankerd is. Dat moet zij vooral blijven, zij het dan misschien onder een wat helderder etiket.
Vrijheid van opvoeding betekent dat alle ouders hun kinderen naar een school moeten kunnen sturen waar zij, die ouders, vrede mee hebben. Dat is een maatschappelijk belang. En vergeet daarbij niet dat die ouders geen keus hebben: ze kunnen hun kinderen niet níét naar school sturen. Dus waar dat voor ouders onoverkomelijke kosten met zich meebrengt –bijvoorbeeld omdat ze voor zo’n school ver moeten reizen– is het niet onredelijk dat we die kosten gezamenlijk dragen. Ze maken deel uit van wat het ons als land kost om het door ons gewenste onderwijssysteem mogelijk te maken.
Het alternatief is dat we alle typen onderwijs in elke stadswijk en elk dorp aanbieden, en dat wordt erg veel duurder. Als we vinden dat het onderwijsbudget op dit moment te klein is om die busjes te betalen, bijvoorbeeld omdat die uitgave ons dwingt te bezuinigen op onderwijs dat dat in onze ogen niet lijden kan, dan moet het onderwijsbudget omhoog. En als dat niet kan zonder onaanvaardbare bezuinigingen elders, dan moet het overheidsbudget omhoog, en zullen we dus wat meer belasting moeten gaan betalen.
Ik snap best dat het sommigen stoort dat ze meebetalen aan wat ze ervaren als levensbeschouwelijke buitenissigheden van anderen. Het stoort mij ook dat mijn belastingcenten deels opgaan aan wat ik ervaar als de onverantwoorde ‘hobby’s’ van sommige van mijn landgenoten – aan in mijn ogen nodeloze snelwegen, bijvoorbeeld, in plaats van aan het toch zo veel democratischer openbaar vervoer, en aan een zee van veel te dik betaalde beleidsadviseurs. Maar dat is de prijs die je betaalt voor het leven in een hecht georganiseerd land. En daar staan eindeloos veel zegeningen tegenover. Misschien wordt het tijd dat we die eens wat beter leren tellen.
De staatssecretaris van Onderwijs wil de ‘refobusjes’ behouden. De Tweede Kamer wil ervan af. Kennelijk zijn de grondwaarden van onze democratie bij deze staatssecretaris in betere handen dan bij onze volksvertegenwoordiging.
De auteur is vertaler en heeft een eigen website (www.voorzanger.nl) waarop hij regelmatig blogs plaatst over diverse onderwerpen.