Schulden
2 Kronieken 28:10
„Bij u zijn schulden tegen de Heere uw God.”
Als algemene volkszonden ook algemene volksstraffen tot gevolg hebben, dan is er geen hoop van onze kant om behouden te worden, want God is heilig en rechtvaardig, Die geen zonden ongestraft kan laten. Hij heeft toch een onveranderlijke liefde tot Zichzelf.
De schuld van ons land is groot. Indien de Heere daarmee in het gericht wilde treden en met zijn inwoners doen naar hun zonden en ongerechtigheid, dan kon de Heere de rechtvaardige wegnemen voor de dag des kwaads en met Zijn Geest wijken. Hij kan ons als Sodom en Gomorra doen worden en ons tot een verwoesting stellen als Babel.
Vroegere genade aan ons bewezen en bijzondere zegen aan ons geschonken, kunnen geen grond van de hoop zijn voor verdere genade. Want wij hebben alles verbeurd en de schuld groot gemaakt; indien de Heere ons in de weegschaal woog, wij zouden allen, van de koning tot de bedelaar, te licht bevonden worden.
Ouden van dagen! Er is een grote schuld tegen u! Bij uw geboorte lag hij reeds op u. Elke dag van uw leven, elke nacht, elk uur en elk ogenblik is die schuld groter geworden. Indien u uw schulden niet hebt leren belijden en in Jezus Christus niet uw schuldovernemende Borg gevonden hebt, zult u eeuwig voor uw schuld moeten boeten.
G. F. Gezelle Meerburg, predikant te Almkerk (”Leerredenen”, 1850)