Van Aitzema houdt niet van ideologieën
Titel:
”Eendracht als opdracht. Lieuwe van Aitzema’s bijdrage aan het publieke debat in de 17e-eeuwse Republiek”
Auteur: Gees van der Plaat
Uitgeverij: Verloren, Hilversum, 2003
ISBN 90 6550 759 0
Pagina’s: 264
Prijs: € 25,-. De mens uit de 21e eeuw verschilt wezenlijk van zijn soortgenoot uit de 17e eeuw. Hij zal de 17e-eeuwer als een vreemdeling beschouwen. Zijn taal, leef- en denkwijze zijn wezenlijk anders. De kleding, het eten, het reizen, wonen en werken van de 17e-eeuwer zouden ons niet bevallen. In materiële zin scheidt een afgrond ons van onze volksgenoten van vier eeuwen terug. Toch is het een vraag of er naast grote verschillen ook overeenkomsten zijn. In het boek ”Eendracht als opdracht” van Gees van der Plaat zijn er wel te ontdekken. Al was het alleen maar het gegeven dat het politieke beleid toen en nu in handen van een klein gezelschap is.
In ”Eendracht als opdracht” staat het leven van de 17e-eeuwse geschiedschrijver Lieuwe van Aitzema centraal. Het handelt met name over zijn bijdrage aan het publieke debat in de 17e-eeuwse Republiek - de tijd die ook wel de Gouden Eeuw genoemd wordt. Wijzelf en buitenlanders lijken over deze eeuw niet uitgeschreven te raken. Dat is niet erg. Zeker niet als het op een manier gebeurt als Gees van der Plaat in zijn boek doet. We kunnen in nogal wat opzichten leren van onze 17e-eeuwse medelanders. En soms herkenen we onszelf in hen.
Wanneer we boeken van en in dit geval over Lieuwe van Aitzema lezen, komt de 17e-eeuwer ons nabij vanuit de bronnen. We lezen waarover hij zich druk maakte. Het is in het geval van Van Aitzema wel de bovenlaag van de samenleving waarmee we kennismaken. Hij behoort in de 17e eeuw tot de ”opinion leaders” van zijn tijd. Niet de teer en het pek van de havens of de mest van mens en dier ruiken we, wel de inkt waarmee hij zijn bijdragen aan het intellectuele debat schrijft.
Lieuwe van Aitzema (1600-1669) wordt na zijn juridische studie in 1625 diplomaat, namelijk resident van de Hanzesteden in Den Haag, een functie die hij zijn leven lang zal bekleden. Het is echter niet zozeer als diplomaat dat Lieuwe van Aitzema zich in eerste instantie laat kennen, maar veel meer als geschiedschrijver. Naast een paar kleinere werken schrijft hij met ”Saken van staet en oorlogh” zijn magnum opus. Dit werk van bijna 20.000 bladzijden vormt, onder meer door de vele authentieke documenten die het bevat, nog steeds een onuitputtelijke bron voor de onderzoeker van de Gouden Eeuw. Het behandelt de periode van het einde van het Twaalfjarig Bestand (1621) tot zijn dood (1669). Hoewel hij tijdens zijn leven al controversieel is en dat daarna blijft -hij zou als een landverraderlijke spion documentatie bij de Engelsen voor zijn geschiedwerk verzameld hebben- mogen we hem gerust tot de tophistorici rekenen en hem een van de beste commentatoren van zijn tijd noemen.
Aan de ene kant is zijn werk door het veelvuldige gebruik van de authentieke stukken een bronnenuitgave. Zijn drang een waarheidsgetrouw beeld te geven vinden we uitgedrukt in de woorden die hij -in navolging van een groot staatsman- over geschiedschrijving spreekt: „Eet dat gaer, drinkt dat klaer is en spreeckt dat waer is.” Aan de andere kant doet hij bewust aan beeldvorming door het nodige commentaar en politieke lessen aan zijn verhaal toe te voegen. Het zijn zijn commentaar en zijn politieke lessen die niet alle 17e-eeuwers bevallen.
Realist
Waarover gaan dat commentaar en de publieke discussie in zijn tijd? Over de motieven voor de Opstand en daarmee over de zaken van oorlog en vrede, over wat de beste staatsvorm zou zijn, over tolerantie en over de plaats van religie in het staatsbestel. Deze thema’s vormen, naast biografische en historiografische gegevens, ook de hoofdstukken van de dissertatie van Van der Plaat. Als historicus typeert hij Van Aitzema als een realist, een analyticus, een zoeker naar objectiviteit. Zijn cynisme, streven naar machtsevenwicht en uitgaan van de machtspolitieke situatie vertoont machiavellistische trekjes. Dat vinden we terug in zijn visie op de Opstand. Naar zijn mening is deze oorlog noch een godsdienststrijd noch een vrijheidsstrijd, maar een „eeuwigdurende” machtsstrijd tussen de boven- en de onderliggende partij. Uiteindelijk draait het volgens Van Aitzema altijd weer om een ordinaire machtsstrijd. Wanneer Van der Plaat beweert dat deze opvatting nog springlevend is, citeert hij echter wel selectief en eenzijdig hedendaagse auteurs als Woltjer en Van Nierop. Immers, gerenommeerde historici zoals Van Deursen en Israel nemen een ander standpunt in.
Ideologieën zijn aan Van Aitzema niet besteed. In de grote controverse van de 17e eeuw over de keus tussen een republikeins (de Staten) of een monarchaal (de stadhouders) bewind, kiest Van Aitzema wederom niet voor een principiële stellingname. Hij beziet de strijd als een vete om de staatsmacht tussen vorst en Staten. Om puur praktische overwegingen kiest Van Aitzema voor een eenhoofdig gezag. Altijd overwint volgens Van Aitzema de sterkste. Als pragmaticus verbond hij hieraan de conclusie dat de uitkomst bewijst wie gelijk heeft. Dit paste hij ook toe op de verhouding tussen kerk en staat. Wanneer kerk en raadhuis het niet met elkaar eens zijn, dan moet de kerk voor het raadhuis wijken, zoals de ongewapende voor de gewapende en de zwakkere voor de sterkere wijkt.
Dat betekent niet dat Van Aitzema religieus onverschillig is. Integendeel. Al gaat het hem dan om de Heer in plaats van om de leer, toch kan hij zich een staat en samenleving zonder een rol voor religie of kerk niet voorstellen. Het is vooral op dit punt dat de moderne mens verschilt van de 17e-eeuwer. Maar alle religie en politiek moet getoetst worden aan het ideaal van de eenheid en eendracht van het land. Van iemand die dit uitgangspunt kiest, zal het niemand verbazen dat Van Aitzema tolerantie als het meest heilzame middel ziet om harmonie tussen ingezetenen van het toenmalige Nederland tot stand te brengen.
Oude liedje
Naar mijn mening kwalificeert de auteur Van Aitzema’s beeld van de Opstand te snel en te gemakkelijk als ontmythologiserend. Het is een beetje het oude liedje: de meeste auteurs idealiseren het beeld van de Republiek en schrijven nationalistische geschiedschrijving. Dat in de visie van Van der Plaat niet alleen strenge calvinisten hieronder vallen maar ook historici als Huizinga, Israel, Jan de Vries en Ad van der Woude, is verbazend. Wat meer telt: Van der Plaat overtuigt en argumenteert op deze punten niet. Hij spant Van Aitzema te veel voor zijn eigen meningskarretje.
Dat neemt niet weg dat hij een mooi boek over Lieuwe van Aitzema geschreven heeft - en daarmee over de 17e eeuw. Dat in deze eeuw een kleine elite het politieke beleid bepaalde, verschilt verrassend genoeg nauwelijks met onze 21e eeuw, al is in onze tijd de sociale mobiliteit onvergelijkbaar met die van de 17e eeuw. De 17e-eeuwer Van Aitzema laat zijn lezers een werkelijkheid zien die ook voor de 21e-eeuwer actueel is: vaak doet men zelf wat men in de ander veroordeelt. Wat zou het geweldig zijn als Cicero’s woorden ter harte genomen zouden worden, namelijk dat de geschiedenis de leermeesteres voor het leven is.