Volle ernst
2 Kronieken 28:10.
„Bij u zijn schulden tegen de Heere uw God.”
„Sommigen slapen, anderen vrezen, weer anderen ijveren, maar helaas niet allen in de gebeden en in de Heilige Geest. Niet allen paren de voorzichtigheid van de slangen met de oprechtheid van de duiven. Niet allen bedoelen alleen de ere Gods, met het heil van de kerk. Gode zij dank dat er nog velen gevonden worden die de eer van hun drie-enige Verbondsgod ter harte gaat en die hun landgenoten ernstig waarschuwen.
Wanneer het ware volk van God niet gehoord, maar veracht wordt, dan wordt God veracht. Dan zou God met Zijn Geest wel geheel van ons kunnen wijken en tot Zijn dienaren zeggen: „Bidt niet meer voor dit volk!” De Heere zou dit rechtvaardig kunnen doen, want wij moeten met de profeet uitroepen: „O land! land! land! bij u zijn grote schulden tegen de Heere uwe God!”
De Heere zegt in Zijn wet: „Gij zult de Naam des Heeren niet ijdellijk gebruiken; want de Heere zal niet onschuldig houden, die Zijnen Naam ijdellijk gebruikt.” Hoe wordt dat misbruik van Gods heilige Naam, dat vloeken en zweren, niet als een lichte zaak beschouwd en met onverschilligheid aangehoord, zelfs door Gods volk. Waar is de wreker, waar is Gods dienares, die dit kwaad, waar een land om verzinken kan, tegenstaat? God is toch de Onveranderlijke!
G. F. Gezelle Meerburg, predikant te Almkerk
(”Leerredenen”, 1850)