Ouderling De Pater vijftig jaar in het ambt
ZEEWOLDE. Naast zijn stoel liggen de boeken waarin hij leest, Van Reenen, Luther, Gezelle Meerburg, I. Kievit, Philpot. „Ik lees graag over de bevindelijke waarheid, zoals de Heere die werkt en zoals de Kerk die beleeft.”
J. de Pater (80) uit Zeewolde herdenkt deze maand dat hij vijftig jaar ouderling is. „Dat is een hele tijd hoor. En een voorrecht. Ook een grote verantwoordelijkheid. Wat ligt er veel ambtelijke schuld. Maar de Heere is goed, voor een ouderling met maar een half talent, of misschien moet ik zeggen: met geen enkel talent.”
Vanuit zijn geboorteplaats Boskoop verhuisde De Pater in 1960 naar het kleine Noord-Hollandse dorp Grootschermer. In de inmiddels opgeheven gereformeerde gemeente in De Rijp werd De Pater op 29-jarige leeftijd verkozen tot diaken. „Zondags werd opeens mijn naam afgelezen. Ik schrok ervan. En toen werd ik nog gekozen ook. Ik had dat helemaal niet zien aankomen, en heb de verkiezing een paar dagen in beraad gehouden. Maar het liet me niet los. Of ik nu achter de kruiwagen liep, of achter de koeien, in mijn hart was het steeds: „Hij Die roept, is getrouw.” Ik ben maar een eenvoudige man, maar ik mag al meer dan vijftig jaar ervaren dat die woorden waar zijn.” Korte tijd later werd De Pater in De Rijp verkozen tot ouderling.
In de Flevopolder was meer ruimte voor zijn veehouderij, dus verhuisde De Pater in 1983 naar het buitengebied van Zeewolde. „Of je verhuizen mag als je in het ambt staat? Ja, dat mocht ik weten. Ik kon weg uit De Rijp, want ik mocht in de polder ook wel boeren.”
Vanuit Zeewolde kerkte de familie De Pater eerst enkele jaren in de gereformeerde gemeente in Nijkerk, die destijds vacant was. Later in Ermelo, waar ds. J. C. van Ravenswaay stond. In beide gemeenten werd hij opnieuw gekozen tot ouderling. „Als het ambtelijk werk een liefdesdienst mag zijn, ik bedoel: dat je het met vermaak mag doen, is er niets beter dan dat. Het is echter ook weleens zwaar, want we leven in een gebroken wereld.”
Preeklezen had de liefde van zijn hart. Hij las Van Reenen, Lamain, Heikoop, Heerschap, De Wit en Van Dam. Ook las De Pater preken van Wulfert Floor en van Smijtegelt. „Als het maar gaan mag over een arme zondaar die een rijke Christus nodig krijgt. Oudvaders moet je niet te veel lezen in de gemeente, vind ik. Die zijn algauw te moeilijk.”
Huisbezoek deed De Pater het liefst in gezinnen met kinderen. „Kinderen zijn nog zo ontvankelijk. Zouden we klagen over de jeugd? Beter is te klagen over onszelf, dan val je de jeugd niet meer zo hard. De Heere werkt nog onder het opkomende geslacht. Je ontmoet er soms weleens een van wie je denkt: Ik zou díé weleens in zijn hart willen kijken. Maar, als de Heere werkt, loopt geen mens daarmee te koop.”
De mentaliteit onder de jeugd is wel veranderd, vindt De Pater. „Ze zijn mondig geworden, ze weten veel, veel meer dan ik. Jongeren zijn ook eerlijker dan vroeger.”
De Pater wil niet klagen over de donkerheid van deze tijd. „Maar we kunnen niet ontkennen dat het donker is. Zonde is geen zonde meer. Er wordt zo ontzettend met het heilige gespot. De verleidingen zijn er zo veel. Nee, het gaat echt niet goed hoor. We leven in het einde der tijden, dat geloof ik echt. We moeten letten op de tekenen die de Heere ons daarvoor gegeven heeft. Als je die goed mag zien, weet je dat het niet lang meer duren kan. De Heere is taai van geduld, maar er is wel een grens aan Zijn lankmoedigheid.
Tegen de jongelui zeg ik vaak dat de vreze des Heeren het beste medicijn is tegen de zonde, zegt De Pater. „Wie de Heere vreest, vraagt niet hoever hij met de zonde mee kan, maar hoever hij erbij vandaan kan blijven. We kunnen nu eenmaal geen twee heren dienen. De Heere ziet het hart aan.”
Ruim drie jaar geleden overleed De Paters echtgenote, begin vorig jaar zijn verstandelijk gehandicapte dochter Ina. Ze was 42 jaar. „Het verlies van mijn vrouw is een groot kruis, het verlies van Ina een groot gemis, maar ik wil er niets vanaf hebben. Het is goed zo, want de Heere doet het niet verkeerd. Dat ligt zo duidelijk. Ik mag geloven dat ze allebei boven zijn.”
Ina is niet voor niets geboren, zegt De Pater. „De Heere heeft dat willen gebruiken om mijn vrouw te bekeren. Ina heeft van jongs af aan de Heere gevreesd. Ze was begiftigd met het goed dat nimmermeer vergaat. In haar jonge leven werden tekenen gezien van de vreze des Heeren, zoals de grote eerbeid voor het Woord, de teerheid van haar leven en het verdriet dat ze had over de zonde. Ze is heengegaan in de hope des eeuwigen levens.”