Kerk & religie

Sake Stoppels: De kerk is een oefenruimte voor leerlingen

Als jongere leerde hij een les: niet wat hij ondernam voor God was belangrijk. „Het gaat in de eerste plaats om het kennen van Christus.” VU-theoloog Sake Stoppels wil vanuit dat beginsel overdragen hoe kerkelijke gemeenschappen opgebouwd kunnen worden. „Iedere christen moet leren Christus na te volgen. De kerk is de ruimte om daarin te oefenen en geoefend te worden.”

14 November 2013 19:22Gewijzigd op 15 November 2020 07:01
Dr. Sake Stoppels. Beeld RD, Anton Dommerholt
Dr. Sake Stoppels. Beeld RD, Anton Dommerholt

Hij blijft graag ver van een kerk waar het draait om vrijblijvendheid, waar sociale contacten of de jaarlijkse rommelmarkt de belangrijkste plaats innemen. In het begin van het vandaag gepresenteerde boek ”Oefenruimte. Gemeenten en parochie als gemeenschap van leerlingen” legt Stoppels in een volzin „maar meteen zijn kaarten op tafel”: „Ik geloof niet dat er toekomst is voor diffuse christelijke groepen die niet helder hebben en helder maken wat ze willen en wat ze met het oog daarop van betrokkenen verlangen.”

In zijn woning in Nootdorp 
–voorheen de pastorie waarin hij als gereformeerd predikant actief was– licht Stoppels toe waarom hij in een boek over gemeenschapsvorming juist begint bij de theologie. „De rooms-katholieke bisschop De Korte zei eens: „De kerk lijdt aan sprakeloosheid. We kunnen het als christenen overal over hebben, behalve over Christus.” Naar aanleiding daarvan heb ik eens opgeschreven waarover we spraken na een avondmaalsdienst in onze gemeente. Het ging over zonnepanelen, de kapper, gekleurd wc-papier en Duitse mitrailleurs uit de Tweede Wereldoorlog. Ook ik doe mee aan zulke gesprekken. Maar als ik me realiseer dat we even daarvoor het heilig avondmaal vierden, denk ik: Waar zijn we mee bezig? Zijn we niet vol van Christus?”

Hij „lijdt aan de kerk”, zegt Stoppels. Als hij het heeft over gebrek aan doorleefd geloof bij kerkmensen –„wat dat betreft ben denk ik klassiek gereformeerd”– plaatst hij die waarneming in een breder kader. Zijn levensverhaal speelt daarbij een „belangrijke rol. Ik ben van een generatie die nog net is opgegroeid in de gereformeerde zuil. De afbrokkeling daarvan zag ik ontstaan. In mijn jeugd in Groningen was ik een tijdje postbode. Het plaatje was helder: gereformeerden lazen de NCRV-gids, de Groninger Kerkbode en de Elizabethbode. Op vrijdag was dat een soort drie-eenheid. Maar opeens gingen sommigen TROS-Kompas lezen. De tijden gingen veranderen. Van de vrienden en bekenden uit mijn jeugd gaat bijna niemand meer naar de kerk.”

In uw boek bakent u uw onderwerp af door in te gaan op waar kerken het laten afweten. Wat mankeert eraan?

„Van Dallas Willard, een Amerikaanse filosoof, leerde ik dat het in de kerk al vijftien eeuwen mogelijk is om zowel een toegewijde leerling van Jezus Christus te zijn als consument van kerkelijke dienstverlening. Dat is in mijn ogen geen gezonde situatie. Natuurlijk moet er ruimte zijn voor zoekers en passanten, maar die moeten dan wel een kerk zien waarin discipelschap de toon zet. Twee Britse theologen zeggen in een boek over discipelschap dat niet de kerk leidt tot discipelschap, maar dat het omgekeerde het geval is, discipelschap leidt tot de kerk. Zo scherp zou ik het niet willen zeggen, maar hun omkering geeft wel te denken. Ondertussen wordt geredeneerd dat je mensen er niet op mag aanspreken dat ze de kerkdienst verzuimen. Terwijl daar de toerusting gegeven wordt voor liefdewerk binnen en buiten de gemeente, wat afgeleid is van het belangrijkste: Christus volgen.”

Stel dat juist het maatschappelijk actief zijn en zorg voor de naaste het belangrijkst zijn is in een kerkelijke gemeente.

„Daar is op zich wel iets voor te zeggen. In de Bijbel wordt niet gewaarschuwd tegen een teveel aan ‘mensdienstigheid’, wel tegen een teveel aan godsdienstigheid. Denk aan de profeten in het Oude Testament die zich tegen de cultus keren. Maar toch is dat niet het hele verhaal. Waaruit komt die naastenliefde voort in de Bijbel? In de brieven van Paulus gaat het er niet om dat we doeners worden, maar dat we van Christus leren. In verbondenheid met Hem te leven en te laten leven. Het is nodig om in het gapende gat te kijken dat de basis vormt voor de zelf samengestelde religie. Als dat leidt tot het belijden: „We weten het niet meer”, is dat de basis om mee tot Christus te gaan.”

Leerling worden van Christus, zijn mensen daartoe bereid die een losse band met de kerk hebben?

„Het voorbeeld van de gesprekken op die zondag in onze kerk na het heilig avondmaal laat zien dat ook trouwe kerkleden verlegen kunnen zijn om echt te spreken over hun geloof. Aan alle mensen, trouw kerkganger of niet, kunnen we de vraag stellen: Hoe is het tussen jou en God? Op welke vlakken van je leven ben je een leerling van Hem? En wat leer je dan? Christus Zelf stelt het in Johannes 6 heel scherp. Nadat velen Hem verlaten hebben, vraagt Hij Zijn discipelen of ze ook niet weg willen gaan. Het draait om het antwoord dat daarop volgt, niet alleen toen bij de discipelen, maar ook nu bij ieder persoonlijk. Waarom zou je in de kerk blijven? Waarom zou je bij Hem in de buurt blijven? Als je zegt niet zonder Christus te kunnen, hoe vul je dat dan in?”

Missionaire gemeenten proberen voet aan de grond te krijgen bij mensen die niets hebben met het Woord van God dat zeggenschap heeft over alle terreinen van het leven. Kan dat, zonder de identiteit van de gemeente op te geven?

„Ik ben op zich blij met de huidige missionaire opleving, ik zie daar veel creativiteit en toewijding en ook het verlangen dat anderen Christus leren kennen. Maar je zult altijd moeten oppassen voor een te ver meegaan in het aanpassen aan de samenleving. Als een boemerang keert de vraag terug: Wie zijn we zelf en waarom zouden we een ander ‘lastigvallen’ met ons geloof? Is dat omdat we als christenen actief willen zijn in de maatschappij, of omdat we de ander iets heel fundamenteel kunnen bieden dat verder niemand aanbiedt?”

U bespreekt in uw boek verschillende modellen van kerkelijke gemeenschapsvorming. Aan het eind concludeert u dat de theologische basis onder deze modellen zwak is of ontbreekt.

„Met name in modellen die zoeken naar meer ruimte en vrijheid ontbreekt soms een deugdelijke theologische motivering. Eén ervan neemt bijvoorbeeld Johannes 20 als uitgangspunt. Daar komt Jezus in het midden van de discipelen en zegt: „Vrede zij u”, en zendt daarop zijn discipelen uit. De auteur ziet in Johannes 20 grond voor wat hij noemt concentrische gemeentevorming. Jezus in het midden en de mensen daarom heen, sommigen dichtbij, anderen meer op afstand. Op zich is dat een herkenbaar beeld, want zo functioneert de kerk ook, maar je kunt moeilijk op grond van Johannes 20 tot zo’n model komen. Jezus bindt juist hier zijn leerlingen heel dicht aan zich. Hij geeft zijn discipelen macht om te vergeven en om vergeving te onthouden. Dat is nogal wat. De boodschap is: Discipel, volgeling van Hem worden is niet iets vrijblijvends.”

U noemt ook het voorbeeld van een Zuid-Koreaanse missionaire gemeente die eisen stelt voordat mensen lid kunnen worden. Ze moeten gedurende meer dan een jaar trouw naar de kerk komen en meerdere keren per week scholing volgen.

„Dat is wel een heel heftig voorbeeld. Ik zou het niet zomaar willen overzetten naar de kerk waarvan ik zelf lid ben, de Protestantse Kerk in Nederland. Toch is het goed dat kerken uitstralen: christen worden is niet zomaar iets. Het verandert je leven, omdat je beseft dat Christus recht op je heeft. Tegelijkertijd is er geen vast recept voor hoe een kerk het moet doen. De geschiedenis van de rijke jongeman leert dat God het hele hart vraagt. Die spanning moet gevoeld worden in de geloofsoverdracht. Wie niet bereid is alles op te geven, kan ten diepste geen leerling van Jezus zijn. Dat moet ik ook telkens tegen mezelf zeggen. Het Evangelie is radicaal.”

Stoot dit de hedendaagse Nederlander niet af?

„Daarom is het zo belangrijk om als christenen anderen verlangend te maken naar datgene wat er in je hart is veranderd. Het moet duidelijk worden dat kerk en geloof niet zomaar een partje van je leven zijn, maar dat ze het sap zijn dat smaak geeft aan de sinaasappel. In de kerk kan het er misschien qua vormen soms saai aan toe gaan, maar als er in de boodschap een evangelisch vuur ligt, is het ten diepste niet saai, maar bevat het het Leven.”

Toch kan het organiseren van een rommelmarkt door de kerk het juist mogelijk maken om nieuwe contacten te leggen.

„Als dat gebeurt vanuit het geloof, uit liefde tot de naaste, is daar ook niets mis mee. Bonhoeffer zegt: Wat ons bindt is niet wat we doen als gemeente, maar Wie Christus voor ons is. Jezus Zelf geeft bij de voetwassing aan Zijn discipelen een voorbeeld van wat het betekent om Hem na te volgen. Dat betekent: de ander dienen. Juist met elkaar kun je als gemeente meer van Hem leren. Leg samen, bijvoorbeeld in een huiskring, je zorgen en noden op tafel en breng ze bij de Heer.”

Draait het daarmee via een omweg toch niet om jezelf?

„Juist niet. Als gemeenschap kun je elkaar dienen. Ook moeilijke situaties in gemeenten kunnen gediend zijn met openheid. Dat kan cultuurdoorbrekend zijn, omdat we misschien juist verwachten dat een kerkenraad de leiding neemt. Maar als we erkennen leerlingen te zijn, moet het kunnen dat we openlijk onze zorgen en vragen delen en vragend naar Gods weg een oplossing zoeken. Dat voorkomt dat de kerk zich terugtrekt op het privédomein, waarin pastoraat iets individueels wordt. In kerk, school, gezin, maar ook op het werk, moeten we discipel zijn. Geoefend in de dagelijkse ontmoeting met Hem, wekelijks samenkomen in de oefenruimte die God Zijn kerk geeft.”


Sake Stoppels

Dr. S. (Sake) Stoppels is universitair docent praktische theologie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam en gespecialiseerd in kerkopbouw en diaconiek. Van 1996 tot 2000 was hij predikant van de gereformeerde kerk Pijnacker-Nootdorp. Ook was hij tussen 1975 en 1998 als onderzoeker en docent werkzaam. Vanaf 2001 raakte hij betrokken bij Bijbelvertaalwerk in Papoea-Nieuw-Guinea, waar zijn vrouw actief is namens Wycliffe Bijbelvertalers. De VU-docent is regelmatig actief binnen de Evangelische Alliantie, waarvoor hij onder meer lezingen verzorgt en artikelen schrijft. Dr. Stoppels studeerde sociale geografie in Groningen en theologie aan de VU in Amsterdam. Hij is bestuurslid van de Stichting Rotterdam, een stimuleringsfonds voor activiteiten op sociaal en cultureel gebied.


Kerkbreed

In Kerkbreed komt iedere week een persoon aan het woord die een reflectie geeft op een gebeurtenis of ontwikkeling in de breedte van het kerkelijk leven. Vandaag: dr. Sake Stoppels, auteur van het onlangs gepresenteerde boek ”Oefenruimte. Gemeente en parochie als gemeenschap van leerlingen.”

Meer over
Serie: Kerkbreed

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer