Een nieuw zicht op de ambten
Een mooie, maar gladde zondagmorgen. „In de al wat modderig geworden sneeuw stonden drie auto’s. Twee waren er, op weg naar de kerk, tegen elkaar gereden. De chauffeurs behoorden tot mijn ouderlingenwijk. Een beetje vreemd was de reactie van het derde gemeentelid: „Goed dat je net langsrijdt. Ze staan een beetje ruzie te maken - precies wat voor jou, als wijkouderling.”
„Zomaar een voorval”, zei Hayo Wijma zaterdag op de kerkenradendag 2003 in Zwolle, georganiseerd door het steunpunt gemeenteopbouw van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. „Of toch niet?”
Wijma verving M. van Dongen, directeur van het steunpunt. „Wat opvalt”, zei hij, „is dat in het Nieuwe Testament over ambtsdragers wordt gesproken als over personen die de gemeente díénen. De nadruk ligt dus niet op opzicht en tucht, maar op toerusting van het lichaam van Christus.”
Het lijkt erop dat deze toerusting in onze kerken ondergesneeuwd is, constateerde Wijma. „Omdat kerkenraden zich geconfronteerd zien met overvolle agenda’s, wordt op dit moment veel aandacht gegeven aan bestuurlijke structuren. De gemeente wordt gezien als een organisatie, en het draait vaak meer om die organisatie op zich dan om het zich een levende gemeente van Christus te weten. Hoofdzaak is bijzaak geworden.”
Zo’n 320 personen woonden de kerkenradendag 2003 bij. Thema was „Ambtsdrager in de 21e eeuw: troosteloze job of inspirerende gave?” Prof. dr. C. J. de Ruijter en prof. dr. M. te Velde, beiden verbonden aan de vrijgemaakte universiteit in Kampen, verzorgden de hoofdlezingen.
De Ruijter poneerde een drietal stellingen. Ten eerste: „Ambtsdragers zijn onmisbaar voor de kerk van Jezus Christus. Het ambt is een permanente herinnering aan het geheim van de kerk: dat zij gemeente van de Heer is.”
Stelling twee: „Vanuit bijbels perspectief is er in een gereformeerde kerk ruimte voor verschillende patronen van ambten en bedieningen.” De Ruijter: „De apostolische tijd geeft een zeer gevarieerd beeld te zien van ambten en functies. De enige constante lijkt hierin te liggen dat in elke plaats oudsten worden aangesteld. En naast hen verschijnen de diakenen, overigens zonder taakomschrijving. Stefanus, hij preekte. Filippus, hij doopte. Dat zien wij onze diakenen niet doen.”
Differentiatie is hier het trefwoord, aldus De Ruijter. „De ambten die wij vandaag kennen, vormen in feite een keuze. Een keuze die historisch gemaakt is, en niet rechtstreeks aan de Schrift is ontleend. Het Nieuwe Testament geeft geen concept, geen blauwdruk. Nadenken over het ambt in de 21e eeuw impliceert daarom bewustzijn van een ruimte, waarbinnen ook historisch gezien nogal wat differentiatie mogelijk blijkt.”
Ten slotte de derde stelling: „Het ambt dragen is voorgaan in Christus’ naam: vooropgaan en tegelijk samengaan.” De hoogleraar: „Opmerkelijk genoeg schrijft Paulus zijn brieven nooit aan de kerkenraad van de gemeente. Hij schrijft aan de gemeente zelf. Paulus kent geen centraal bestuurscollege. Nee, „u bent het lichaam van Christus.” In de Schrift worden de ambten vervolgens ingetekend binnen dat lichaam. De ambten dienen dus te functioneren binnen het lichaam van Christus. Anders gaan zij een eigen leven leiden.”
Prof. dr. Te Velde trok de lijn van de vorige lezingen door. Een „wachtkamersfeer”, zo typeerde hij het klimaat zoals dat de laatste jaren in zijn kerkverband heerst. „Er is breed behoefte aan een nieuw elan. Maar het lukt niet goed om een nieuwe koers te vinden.”
Behalve onder andere „meer hermeneutisch besef” is volgens hem creativiteit nodig. „God heeft ons verstand, wil en emotie gegeven, maar ook creativiteit. Die wil ik graag serieuzer als vierde provincie van de mens gehonoreerd zien. Geleid door de Heilige Geest, Die na 1619 niet is opgehouden te werken.”
Hij wees op vijf zaken. Eén: het priesterschap van alle gelovigen. „We kunnen er bij winnen als ambtsdragers de gemeenteleden veel vertrouwen geven, hen stimuleren, hun gaven tot bloei doen komen, en ook veel van hen willen leren.” Twee: de behoefte aan minder formaliteit en meer spontaniteit. „Als we hiervan geen werk maken, houden mensen het voor gezien.”
Drie: de invulling van de functies in de gemeente. „We staan voor een hernieuwde ordening en invulling van onze structuren en patronen. Bijvoorbeeld als het gaat om de verhouding tussen predikant en andere professionals. Moet de predikant een generalist blijven, of is splitsing mogelijk?” Vier: een betere positionering van de vrouwen in de gemeente. „De vrouwen in de gemeente hebben goede gaven en reële mogelijkheden om taken en functies in de gemeente op zich te nemen.” En vijf: behoefte aan meer externiteit.
„Er is nu een bepaald ideaalbeeld geschetst voor de toekomst”, zo gaven verschillende ambtsdragers richting prof. De Ruijter aan. „Maar hoe ga ik daar morgen in de kerkenraadskamer mee om?” De hoogleraar adviseerde deze spanning „creatief in te zetten. Het steunpunt gemeenteopbouw staat achter u. Maar als er dan onrust ontstaat? Het gaat hier om heilzame onrust. We moeten niet bang zijn voor de dynamiek van God de Heilige Geest. Ik wens u die frisheid van de Geest toe.”
„Ik voel me wel een beetje genomen”, zei een predikant tijdens een van de verwerkingsgroepen. „Ik wil best aannemen dat het Nieuwe Testament niet zo helder is op het punt van de ambten, maar dit gaat wel erg hard.”