Kleinknecht: Vakbonden moeten forsere looneis stellen
Zoals de hand van een agent bij dreigend gevaar naar zijn holster gaat, grijpt Nederland bij ieder probleem in de polder haast automatisch naar het wapen van loonmatiging. Volgens vertrekkend hoogleraar Alfred Kleinknecht moeten we af van die foute reflex.
Een op de drie werknemers wil best 3 procent loon inleveren in ruil voor baanzekerheid, bleek dinsdag uit onderzoek. En hoewel Kleinknecht, hoogleraar economie van innovatie aan de TU Delft, zich dat individueel gezien best kan voorstellen –wie werkloos raakt, levert immers méér in dan 3 procent–, zou hij zo’n loonoffer als generieke maatregel afraden. „Zeker nú zou dat onverstandig zijn. Drie procent minder loon is ook 3 procent minder koopkracht. Uiteindelijk kan dat meer banen kosten dan je ermee beschermt.”
Loonmatiging stempelt de carrière van de 62-jarige in Duitsland geboren econoom, die woensdag afscheid nam als Delfts hoogleraar. Al sinds zijn oratie in 1994 probeert hij Nederlandse beleidsmakers, vakbonden en werkgevers duidelijk te maken dat wat zij afschilderen als slim, eigenlijk één grote nederlagenstrategie is.
Tot nu toe bleef dat zonder resultaat: van de dertig jaar die passeerden sinds loonmatiging als wondermiddel in zwang raakte na het befaamde Akkoord van Wassenaar (1982), was de ontwikkeling van de lonen in zeker twintig jaren gematigd. Kleinknecht: „Het is tragisch dat Nederland dat heeft gedaan. We waren ooit zó welvarend. Maar we hebben onszelf verarmd door in ruil voor lagere inkomensgroei onze exportproducten te goedkoop weg te geven. Hierdoor zijn huishoudens er ten opzichte van de jaren negentig nauwelijks op vooruitgegaan, of leverden ze zelfs in.”
Want loonmatiging ís niet goed voor de economie, weet Kleinknecht. „Het zuigt koopkracht weg, maakt de euro instabieler en kost ons productiviteit.”
Vooral op dat laatste punt spitste hij de afgelopen jaren zijn onderzoek toe. „Het blijkt dat 1 procent loonmatiging de groei van de arbeidsproductiviteit met bijna een half procent remt doordat het ten koste gaat van investeringen in innovatie. Zeker in een periode van vergrijzing kun je dat als economie niet hebben. Daardoor hebben we nu dat Haagse gezeur over dat alles onbetaalbaar is en soberder moet. Er is simpelweg te weinig productiviteitsgroei.”
Afgelopen maand kreeg Kleinknecht plots steun uit onverwachte hoek. In een lezing in Washington noemde president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank (DNB) loonmatiging niet het middel voor de kwaal waar Nederland mee kampt. De huidige arbeidskosten zijn relatief laag en bovendien boekt Nederland volgens Knot al jarenlang een hoog handelsoverschot, wat inhoudt dat we veel meer exporteren dan invoeren. Fors meer zelfs dan wat Brussel als maximum toestaat.
Kleinknecht begrijpt wel waarom DNB nu plots ook de anti- loonmatigingstrom roert. „Knot ziet hoe de euro steeds meer onder druk staat. Zuid-Europese landen als Spanje, Portugal en Griekenland hebben, gefinancierd door onze banken, jarenlang fors meer geïmporteerd dan dat ze exporteerden. Het probleem is dat ze de hoge schuld die hierdoor is ontstaan alleen maar kunnen aflossen door de komende jaren meer te exporteren. Blijven ze echter importoverschotten boeken, dan zullen wij hun geld moeten blijven lenen. Nu onze banken dat niet meer doen, draait, via de Europese Centrale Bank, de belastingbetaler voor de risico’s op. Wij zouden Zuid-Europa daarom een beetje moeten helpen door de lonen te verhogen en wat meer te consumeren. Anders houd je een muntunie niet bij elkaar. Ik ben bang dat als de misère in Zuid-Europa nog langer duurt, de populistische anti-Europabewegingen die je in veel landen ziet opkomen, krachtig groeien.”
Ook voor het kwakkelende Nederland acht Kleinknecht het van eminent belang dat de vakbonden forsere looneisen gaan stellen, in navolging van hun Duitse collega’s. „Het mooie is: de overheid profiteert direct mee als er wat meer trek in de inkomensschoorsteen komt. Iedereen betaalt dan meer belasting en als ze dingen kopen ook meer btw. In Duitsland riep de minister van Sociale Zaken de bonden daarom zelfs op om hogere looneisen te stellen. ”
Het midden- en kleinbedrijf zou zich volgens Kleinknecht pal achter de bonden moeten scharen, in plaats van achter het exporterende grootbedrijf dat een permanente lobby voor loonmatiging voert. „Die bedrijven hebben koopkracht in het buitenland, maar het mkb is overgeleverd aan de stagnerende binnenlandse koopkracht. Ik heb onlangs aan de voormalig voorzitter van MKB-Nederland geprobeerd uit te leggen dat hij met loonmatiging juist zijn eigen achterban afknijpt, maar die man snapte gewoonweg niet dat de bakker en de slager op de hoek geen loonmatiging nodig hebben, maar omzet.”
Ook de aanzwellende discussie over een versoepeling van het ontslagrecht gaat ten diepste wéér om lagere lonen, meent Kleinknecht. „Natuurlijk gaat het niet écht om flexibiliteit. Iedereen kan in Nederland makkelijk ontslagen worden. Alleen kost dat geld en vooral bedrijven die niet innoveren maar concurreren op kosten willen dat goedkoper maken. In die zin draait die hele flexibiliseringsdiscussie om lagere arbeidskosten en is het gewoon een voortzetting van loonmatiging met andere middelen.”