Prof. Baars en Groothedde zochten harmonie in zeven belijdenissen
Predikant: Wat is het hoofddoel van het menselijk leven? Kind: God te kennen. Het zijn de openingszinnen van de Catechismus van Genève, geschreven door Johannes Calvijn in 1541 of 1542.
Zeven protestantse belijdenisgeschriften kropen ze door, prof. dr. A. Baars en drs. A. Groothedde. Doel was te komen tot een „harmonie”, een „synopsis” van deze documenten: wat zeggen ze over dezelfde thema’s –de Drie-eenheid bijvoorbeeld–, waarin komen ze overeen of verschillen ze juist van elkaar?
Vorige week werd hun boek ”Belijden in zevenvoud” (uitg. De Banier, € 39,90) gepresenteerd op de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken, in de Nunspeetse Oenenburgkerk. „Als afscheidscadeautje”, glimlacht prof. Baars. De synode verleende de 66-jarige hoogleraar ambtelijke vakken begin deze maand „op de meest eervolle wijze” emeritaat. „Maar”, haast hij zich te zeggen, „we hebben zeker niet alleen de CGK voor ogen gehad.” „Het is onze overtuiging dat belijdende protestantse christenen het aan hun stand zijn verplicht om op de hoogte te zijn van de inhoud van de protestantse belijdenisgeschriften”, schrijven hij en Groothedde, opinieredacteur bij deze krant en lid van de Gereformeerde Gemeenten, in hun inleiding. „Als ”Belijden in zevenvoud” hieraan bijdraagt, is een belangrijk doel van deze uitgave bereikt.”
Wat motiveerde u tot het samenstellen van dit boek?
Prof. Baars: „Het idee kwam bij De Banier vandaan. In de Engelstalige wereld heb je het boek ”Reformed Confessions Harmonized”, van de hand van Joel Beeke en Sinclair Ferguson. In Nederland was een vergelijkbare uitgave tot nu toe niet beschikbaar. Albert en ik zijn vervolgens gaan overleggen hoe we het een en ander in het vat konden gieten. Al pratend kwamen we uiteindelijk uit op een selectie van zeven belijdenisgeschriften, die ik dan van een inleiding zou voorzien.”
Groothedde: „Waarbij we erachter kwamen dat de beschikbare vertalingen van de Westminster Confessie en de Korte Westminster Catechismus toch niet helemaal accuraat waren. Ik wil hier daarom met ere noemen Thera Tanis-Baars, de dochter van prof. Baars, die deze geschriften opnieuw in het Nederlands heeft vertaald.”
Prof. Baars: „Thera werkt op dit moment ook aan een vertaling van de Grote Catechismus van Westminster. Dat boekje zal volgend jaar verschijnen, is de bedoeling. Ik ben nu bezig daar een inleiding op te schrijven.”
Groothedde: „Overigens staat ”Belijden in zevenvoud” in een lange traditie. Al in de zestiende eeuw verschenen er harmonieën. In 1580 was dat bijvoorbeeld het ”Concordiënboek” binnen het lutheranisme. En als reactie daarop verscheen in 1581 vanuit calvinistische hoek de ”Harmonie van confessies”.”
Prof. Baars: „Omdat er zo veel belijdenisgeschriften verschenen, kregen protestanten nogal eens het verwijt: Wat belijdt het protestantisme nu echt? Wat is dé protestantse belijdenis nu eigenlijk? Door middel van deze harmonieën wilden zij duidelijk maken dat de overeenkomsten veel groter waren dan de verschillen.”
In ”Belijden in zevenvoud” legt u zeven belijdenisgeschriften naast elkaar. Waarom déze zeven?
Prof. Baars: „We hebben vooral de standaardbelijdenissen willen vergelijken. In Nederland zijn dat de Drie Formulieren van Enigheid: de Nederlandse Geloofsbelijdenis, Heidelberger Catechismus en Dordtse Leerregels. Verder hebben we de Augsburgse Confessie opgenomen, als typisch lutherse belijdenis, en de Catechismus van Genève, die een aantoonbare invloed heeft gehad op de Nederlandse Geloofsbelijdenis, maar ook op latere belijdenisgeschriften. Voor de Westminster Confessie en de Korte Catechismus van Westminster is gekozen omdat Westminster algemeen wordt beschouwd als de eindfase van de periode waarin de reformatorische belijdenisgeschriften werden opgesteld.”
Groothedde: „Wat de Augsburgse Confessie betreft: we hebben de onveranderde versie uit 1530 opgenomen.”
Prof. Baars: „Inderdaad, dus zonder de wijzigingen die Melanchthon later aanbracht. Voor orthodoxe lutheranen waren die wijzigingen onaanvaardbaar: Melanchthon zou veel te veel tegemoet zijn gekomen aan Calvijn en zijn medestanders. In het ”Concordiënboek” van de Lutherse Kerk is ook alleen de overanderde Augsburgse Confessie opgenomen. De belangrijkste wijzigingen in de zogenoemde ”Confessio variata” hebben we trouwens wel vermeld in het notenapparaat.”
De onveranderde Augsburgse Confessie bracht ook tijdens het Samen-op-Wegproces de nodige pennen in beweging.
Groothedde: „Klopt. Maar in dat verband is het toch wel aardig om te vermelden wat Calvijn hierover zei. Ik citeer uit de inleiding van prof. Baars: „Op een zeker moment bereikt Calvijn de vraag uit Straatsburg wat gereformeerde predikanten moeten doen die door de raad van de stad gedwongen worden om de Augsburgse Confessie te ondertekenen. Het antwoord van de reformator is even kort als veelzeggend: „Ik zie niet in waarom je aarzelt je handtekening te zetten onder de Augsburgse Confessie.””
In het in 2009 verschenen boek ”Confessies”, onder redactie van dr. M. te Velde, komen ook geloofsbelijdenissen als die van Theodorus Beza en de Tweede Helvetische Geloofsbelijdenis aan de orde.
Prof. Baars: „Natuurlijk, er zijn nog veel meer belijdenissen. Maar we wilden voorkomen dat het boek onhanteerbaar werd. En: welke zou je er dan nog bij moeten nemen? De Tweede Helvetische Confessie, inderdaad, of die van Beza? Die van Beza is prachtig, maar veel minder bekend.”
Groothedde: „Het is ook een heel persoonlijke confessie: Beza stelde ’m allereerst op om zijn vader, die rooms-katholiek was gebleven, te laten zien dat het geen ketterijen waren die hijzelf na zijn bekering was gaan belijden, integendeel.”
Prof. Baars: „Ik wil hier nog wel even wijzen op de Dordtse Leerregels, de Canones. Een prachtig belijdenisgeschrift, maar je merkt ook bij het samenstellen van dit boek wel dat het eigenlijk een heel ander karakter heeft dan, laat ik zeggen, de doorsneeconfessies: de Dordtse Leerregels zijn min of meer gecentreerd rond één specifiek thema. Dat had ook tot gevolg dat we regelmatig witte bladzijden kregen, waarop maar één kolom kon worden gevuld.”
Groothedde: „Volgens u zijn de Canones qua structuur nog het meest te vergelijken met de uitspraken van het concilie van Trente.”
Prof. Baars: „Met dit grote verschil dat de Canones de léér van de remonstranten verwerpen. In de anathema’s van Trente worden personen vervloekt.”
Athanasius
Uitvoerig besteedt de emeritus hoogleraar in hoofdstuk 1, het inleidende hoofdstuk, aandacht aan de „belijdenisgeschriften en hun harmonisatie.” De lezer komt bijvoorbeeld te weten dat de geloofsbelijdenis van Athanasius ten onrechte aan Athanasius wordt toegeschreven en „vermoedelijk uit de tweede helft van de vijfde eeuw stamt.” Of dat Calvijn bezwaar aantekende tegen de uitdrukking ”God uit God en Licht uit Licht” in de geloofsbelijdenis van Nicea. „De Geneefse reformator vindt namelijk dat deze uitdrukking „een harde manier van spreken” is die gemakkelijk kan worden misverstaan.”
Verder gaat prof. Baars in op discussies rond de indeling van de Heidelbergse Catechismus (zijn de ”drie stukken” chronologisch bedoeld of niet?) en bezwaren tegen de Dordtse Leerregels – ten aanzien van de verwerping van eeuwigheid onder andere. Prof. Baars: „Niemand zal ontkennen dat hier diepe vragen liggen die ons ook persoonlijk raken. Toch is het mijn overtuiging dat de kritiek op de leer van de verwerping van eeuwigheid, zoals de leerregels die belijden, berust op een verkeerd verstaan van de tekst of op een niet voldoende recht doen aan alle Bijbelse gegevens. Hierbij denk ik niet alleen aan het getuigenis van enkele specifieke teksten, maar ook aan het brede spreken van de gehele Schrift.”
Samen bestudeerde u een zevental belijdenisgeschriften. Wat miste u?
Prof. Baars: „Wat miste ik… Er zijn altijd wel dingen te noemen. Israël, zending, het werk van de Heilige Geest. Maar, stel dat je in de catechismus een vraag over de zending zou willen toevoegen, hoe zou die dan moeten luiden? Je krijgt al snel iets wat zo weinig zegt.”
Groothedde: „Wat mij steeds weer trof, waren de vaak kristalheldere antwoorden in de catechismus, of passages in andere confessies. Daar komt bij dat het aantal vragen waarop de belijdenisgeschriften géén antwoord geven vele malen kleiner is dan dat waar ze wel antwoord op geven.”
In mei pleitten dr. A. Huijgen, dr. T. T. J. Plaisier en dr. R. T. te Velde op de opiniepagina van deze krant voor een „nieuwe catechismus”, die ingaat op „nieuwe vragen die binnen en buiten de christelijke kerk aan het geloof worden gesteld.” Hoe kijkt u daartegen aan?
Prof. Baars: „Ik aarzel. Wie zou zoiets moeten realiseren, gegeven alle verdeeldheid die er al is? En, wat Albert zegt, zijn er echt zo verschrikkelijk veel „nieuwe vragen” waarop de klassieke belijdenis geen antwoord geeft? Laten we alsjeblieft niet te parmantig worden in deze toch al zo verwarde tijden.”
Groothedde: „Iemand als Tim Keller heeft recent een poging gedaan, met zijn New City Catechism.”
Prof. Baars: „Er zijn vaker pogingen gedaan, ook door Berkouwer en Ridderbos. Ik weet het niet. Al zeg ik er wel bij dat ik er niet direct op tegen zou zijn om de taal wat toegankelijker te maken. Maar ook dan geldt: wie zou het moeten doen?”
Groothedde: „Ik zou in elk geval niet gaan sleutelen aan de historische confessies. De Heidelberger moet Heidelberger blijven. Maar als je iets zou willen wijzigen, dan zou je kunnen denken aan iets als een supplement bij de catechismus.”
Als u zo eens terugkijkt op het samenstellen van uw boek, welke onderdelen van de belijdenisgeschriften troffen u dan met name?
Groothedde: „Het is me opnieuw opgevallen hoe schitterend de Nederlandse Geloofsbelijdenis is. Daar klopt een hart in. Maar als ik een enkel artikel zou moeten kiezen, zou het artikel 26 van de NGB worden, waarin het gaat over de enige voorbidding van Christus.”
Prof. Baars: „Ik raak altijd weer erg onder de indruk van wat er in zondag 7 van de Heidelberger staat, over het ware geloof. En als je dat dan vergelijkt met wat de Westminster daarover zegt, denk je enerzijds: wat een geweldige harmonie toch. En tegelijk zie je dat de Westminster weer andere aspecten benadrukt. Als ik uit de catechismus preek, gebeurt het dus nogal eens dat ik ook de Westminster even noem. Prachtig.”