„Turkije hét voorbeeld van afvalligheid”
De bomaanslagen in Turkije maken het opnieuw duidelijk: moslimburgers blijven niet gevrijwaard voor de terreur van al-Qaida en zijn bondgenoten. Dat moslimextremisten nu aanslagen plegen in eigen land en daarbij de dood van hun medeburgers op de koop toe nemen, duidt op een verspreiding van terrorisme die de taak van de inlichtingendiensten nog moeilijker zal maken dan die al was.
Het Amerikaanse militaire offensief in Afghanistan heeft al-Qaida misschien uiteen doen vallen, maar ook honderden goed getrainde en geïndoctrineerde strijders teruggejaagd naar hun land van herkomst in het Midden-Oosten en Azië. Nu hebben de meest gedreven jihadstrijders hun eigen volgelingen, doelwitten en slachtoffers gevonden in een deel van de wereld waar niemand hen verwachtte. Het is daarom moeilijk te zeggen of recente aanslagen in Saudi-Arabië, Irak, Indonesië, Marokko, de Filipijnen en nu ook Turkije het werk zijn van de organisatie van Osama bin Laden of van een onbekend aantal daarvan afgeleide groepen die dezelfde denkbeelden aanhangen.
„Het fenomeen dat we vandaag de dag in de moslimwereld zien is grotendeels veroorzaakt doordat de mannen zijn thuisgekomen uit Afghanistan”, zegt Matthew Levitt, voormalig terreurbestrijdingsanalist van de FBI. Het merendeel van de recente aanslagen lijkt het werk van al-Qaida, zegt Levitt, maar kan ook het werk zijn van netwerken die eraan ontsproten zijn, „mensen die de kampen hebben doorlopen of gelijkgezinde reizigers.”
Het maakt het er voor de terreurbestrijders niet gemakkelijker op. Verschillende groepen die vanuit verschillende kanten op je af komen zijn veel moeilijker in de gaten te houden, zei de Amerikaanse inlichtingendeskundige Paul Pillar woensdag in een rede voor de Columbia-universiteit.
Sinds 11 september 2001 zijn bijna alle aan al-Qaida toegeschreven terreuraanslagen in moslimlanden gepleegd. Naast de eerdergenoemde landen waren dat Pakistan, Tunesië, Jemen en Marokko. De enige uitzondering was de aanslag van begin dit jaar op een Israëlisch vliegtuig en een hotel in Kenia.
Had een verenigd al-Qaida het voorzien op Amerikaanse symbolen, zijn volgelingen kiezen nu in eigen land doelwitten waar zij zo veel mogelijk slachtoffers kunnen maken: winkelcentra, appartementencomplexen, restaurants, synagogen en regeringsgebouwen. En dus komen er ook veel islamitische vrouwen en kinderen om. Bij de aanslagen vorige week zaterdag op synagogen in Istanbul en die van een week daarvoor in Saudi-Arabië was het merendeel van de slachtoffers moslim. Bij de dubbele aanslag van donderdag op een Britse bank en het Britse consulaat vielen 27 doden en 450 gewonden.
Volgens het hoofd van de Duitse inlichtingendienst, August Hanning, vrezen terreurbestrijders dat Zuidoost-Azië, met name Indonesië, en Oost-Afrika nieuwe bases zullen worden voor het internationaal terrorisme. Turkije loopt extra gevaar, zei Hanning donderdag in een toespraak. Als een moslimland openlijk aansluiting zoekt bij het Westen is het een aangewezen doelwit voor al-Qaida, dat alles wat met het Westen te maken heeft afwijst.
Voor Anthony Cordesman van het Center for Strategic and International Studies in Washington zijn de aanslagen in Turkije opnieuw een bewijs dat de oorlog tegen het terrorisme geen strijd is tussen beschavingen, maar tussen twee kampen in de islamitische wereld: tussen degenen die een theocratie nastreven en degenen die willen moderniseren.
„Turkije is een belangrijke ideologische bedreiging voor al-Qaida”, zegt Soner Cagaptay van het Institute for Near East Policy in Washington. „Het is hét voorbeeld van de andere kant van de moslimwereld die zij haten.”
De nieuwe aanslagen bevestigen hoe dan ook dat Turkije „in de frontlinie is getrokken van de oorlog tussen islamitische jihadisten en het Westen”, zegt Bulent Aliriza, directeur op de afdeling Turkije bij het Center for Strategic and International Studies.
De Turkse premier Recep Tayyip Erdogan zit nu meer dan ooit tussen twee vuren. Zijn partij wortelt in het islamitisch fundamentalisme en zijn regering wordt met argusogen gevolgd door het leger, dat zich opwerpt als bewaker van het seculiere Turkije. Maar hij voert wel hervormingen door die Turkije gereed moeten maken voor toetreding tot de Europese Unie.
Uiteindelijk is Istanbul waarschijnlijk ook gewoon een gemakkelijk doelwit geweest, als grote, bruisende stad waar radicale moslims zonder problemen kunnen opgaan in de bevolking. „Er zijn genoeg schuilplaatsen en er is een echte islamitische onderstroom”, zegt Levitt. „In Zweden of Denemarken bijvoorbeeld zouden zij logistieke faciliteiten ontberen”, zegt Sami Kohen, columnist van de Turkse krant Milliyet. „Maar hier opereren veel Turkse groepen, dus hebben ze een goede basis voor hun activiteiten.”