Opinie

Werk van de Geest te ontdekken vanuit Woord

Wie de Geest is en wat Hij doet, leren we alleen uit de Heilige Schrift, stelt ds. M. A. Kuijt.

Ds. M. A. Kuijt
2 November 2013 13:18Gewijzigd op 15 November 2020 06:46

In onze tijd denkt de kerk meer dan vroeger na over het werk van de Heilige Geest. Evangelische en charismatische groepen leggen er veel accent op. Maar ook bij anderen is, als gevolg van de secularisatie en het daarmee gepaard gaande gebrek aan geestelijk elan, een diep verlangen merkbaar dat Hij als een frisse wind door de ramen van de kerk naar binnen komt en veel stof doet opwaaien.

Maar Wie de Geest werkelijk is en wat Hij doet, weten we alleen door de Schriften te openen. Wie Geest zegt en verder niets, loopt het gevaar onder te gaan in vaagheden of de wateren van de huidige gevoelscultuur. Menselijke gedachtespinsels, hoe fraai ook, zullen uiteindelijk niet bestand blijken tegen de najaarsstormen die over ons leven trekken. Gereformeerde theologie spreekt met twee woorden: Geest en Woord.

Zondegevoelig

In het Oude Testament wordt de Geest van God vooral in verband gebracht met de scheppende kracht van God. In Job 33:4 horen we Elihu zeggen: „De Geest Gods heeft mij gemaakt en de adem van de Almachtige doet mij leven.” En in Psalm 33:6 staat: „Door het Woord des Heeren is de hemel gemaakt en door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht.”

De Geest is dus de Verwekker van het leven. Soms lijkt Hij zelfs niet meer te zijn dan deze levendmakende goddelijke werkzaamheid. De bekende oudtestamenticus Th. C. Vriezen heeft echter aangetoond dat de Geest in het Oude Testament wel degelijk ook een Persoon is.

Als we letten op de inhoud van het werk van de Geest, valt op dat Hij het leven tot volle ontplooiing brengt en verder vooral toerust om in de dienst des Heeren te staan. Denk aan Mozes, Bezaleël en Aholiab en de richters. Maar denk ook aan koning Saul. Aan het begin van zijn koningschap wordt hij door de Geest van God aangegrepen en raakt hij daardoor zelfs in geestvervoering. Maar als hij eigen gekozen wegen gaat, wijkt de Geest van hem. Zelfs koning David vreesde dat de Heere Zijn Heilige Geest van hem zou wegnemen (Psalm 51). We zouden kunnen zeggen, dat de Geest zeer zondegevoelig is.

In het Nieuwe Testament komen de Persoon en het werk van de Geest steeds duidelijker in beeld. De profeten voorzeggen een tijd dat de Geest niet alleen aanwezig zal zijn, maar ook inwoning zal maken in harten en levens. „Och, of al het volk des Heeren profeten waren, dat de Heere Zijn Geest over hen gaf”, zo verzucht Mozes. Zover was het in zijn tijd nog niet. Het ging druppelsgewijs, maar wel gestaag richting de volle stromen van de Geest met Pinksteren.

Vanaf Pinksteren is er bijvoorbeeld sprake van de inwoning van de Geest in de gemeente. Ook onder Israël was de Geest werkzaam en „in het midden gesteld” van het volk (Jesaja), maar we lezen niet dat Israël een woonstede Gods in de Geest was.

Zoals de Geest voluit aanwezig was bij de schepping van de mens en de wereld, zo is de Geest ook voluit present bij de herschepping van de mens en de wereld. Hij is de Geest der waarheid in een wereld waar de propaganda van de boze velen verleiden zal.

Verruiming

Over de betekenis van de doop met de Heilige Geest bestaat verschil van mening. Sommigen vatten die op als een tweede gave, een ”second blessing”, die de gelovige ontvangt om een volwassen christen te zijn. Er moet dat wel een bepaalde ervaring zijn, een markeringspunt dat niet uit­gewist kan worden. Vuur en vlam! Daarbij vergeleken is –in die visie– de waterdoop, zeker als zuigelingen­doop, maar een schriele zaak zonder enige beleving of roering.

Ook in de gereformeerde theologie is over de doop met de Geest nagedacht. Hier vatte men die op als het met kracht aangegord worden, waardoor er verdiept inzicht in de Persoon en het werk van Christus komt en de gelovige verzegeld en bevestigd wordt van zijn aandeel in Hem. Dat gaat gepaard met verruiming van het hart, blijdschap in de Geest en ijver om de Heere te dienen. Het is geen tweede zegen, maar een verdieping van wat al geschonken is in de doop.

De Geest eigent in rijke mate toe wat ons in Christus geschonken is. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt.

De auteur is hervormd predikant te Wijk (bij Heusden). Dit artikel is een samen­vatting van de lezing die hij zaterdag 26 oktober hield op de bondsdag van de Bond van Hervormde Mannenverenigingen op Gereformeerde Grondslag in Putten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer