„Discriminatie zit in politiecultuur”
DEN HAAG (ANP). Discriminatie van minderheden bij politiecontroles zit in de politiecultuur. Dat heeft Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer gezegd naar aanleiding van een rapport van Amnesty International over de Nederlandse politie. Het rapport werd maandagavond gepubliceerd.
Volgens Brenninkmeijer heeft de politie de neiging om het onderwerp discriminatie weg te wuiven. „Maar de politie moet erkennen dat het gebeurt en dat het onjuist is”, vindt de ombudsman.
Brenninkmeijer is blij met de aandacht van Amnesty International voor dit zogeheten ‘etnisch profileren’ door de politie. Volgens de mensenrechtenorganisatie worden etnische minderheden in Nederland vaker staande gehouden door de politie dan autochtone Nederlanders.
De ombudsman herkent dit beeld. „Etnisch profileren gebeurt op verschillende plaatsen, zoals op straat, in de trein, of bij de douane.” Als voorbeeld noemt hij de 100 procentcontrole op Schiphol. In de praktijk komt die controle volgens hem erop neer dat voornamelijk mensen met een kleurtje eruit gepikt worden.
In Rotterdam en Amsterdam mag de politie mensen op straat preventief fouilleren. Volgens Brenninkmeijer is gebleken dat de massacontroles veel ergernis opleveren en bovendien veel geld kosten. De politie wil daarom specifiekere controles houden. „Met het risico dat politiemensen zich laten leiden door huidskleur”, aldus Brenninkmeijer. Politiemensen beroepen zich vaak op hun professionele intuïtie. Volgens Brenninkmeijer moet intuïtie echter geen schaamlap worden voor discriminatie.
Brenninkmeijer noemt het verder opvallend dat er weinig klachten binnenkomen van mensen die zich gediscrimineerd voelen bij politieoptredens. „Deze mensen zijn het gewend dat ze gediscrimineerd worden en laten het erbij zitten.”
De ombudsman noemt deze vorm van discriminatie een effect van de verharding van de samenleving die hij de laatste jaren waarneemt. „De tolerantie in Nederland neemt af”, aldus Brenninkmeijer.