Ds. Westerink over avondmaalsformulier: Eén grote lofzang op werk van Christus
Niet alleen de Heidelbergse Catechismus bestaat 450 jaar. Het klassieke avondmaalsformulier is even oud. De christelijke gereformeerde ds. J. Westerink preekte er 28 keer over: „Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Dat is de mooiste zin uit het formulier.”
De Urker emeritus predikant is in de bijna vijftig jaar dat hij in het ambt staat steeds meer van het avondmaalsformulier gaan houden. „De stijl is zo mooi. Het is bijna poëzie. Nog belangrijker is de prachtige inhoud. Er wordt zo duidelijk uitgelegd wat het heilig avondmaal betekent. Het is één grote lofzang op Christus en Zijn werk.”
Hoe komt het dat dit formulier al 450 jaar zo’n grote betekenis heeft in de kerk?
„Dr. G. Oorthuys schreef een mooi boek over de catechismus met de titel ”De eeuwige jeugd van Heidelberg”. De inhoud van de Heidelbergse Catechismus veroudert niet. Zo is het ook met dit formulier. Heel de opstelling is zodanig dat er geen reden is om de inhoud te vervangen.
Ik herinner me nog goed de discussie op de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken in 1968. Toen werd er gesproken over het vervangen of hertalen van formulieren. De wens leefde met name ten aanzien van de formulieren voor de bevestiging van ambtsdragers en van het huwelijk. Die zijn van later datum, in een andere stijl geschreven en soms erg uitgebreid. Op de synode leefde echter veel minder behoefte om de formulieren voor doop en avondmaal te vervangen. Dat zegt iets over de inhoud en de opzet. Inmiddels wordt er binnen de kerken op dit punt wel anders gedacht.”
In de gereformeerde gezindte heeft het avondmaalsformulier tot op de dag van vandaag zijn grote plaats behouden, constateert ds. Westerink. „Al zijn er ook daar altijd bezwaren tegen de formulieren geweest. Denk maar aan Jacobus Koelman. Die wees ze af.”
Zijn er door de tijd heen veranderingen opgetreden in de liturgie met betrekking tot het heilig avondmaal?
„Niet veel. De grootste verandering is wellicht dat vroeger heel het formulier in de dienst van de avondmaalsbediening werd gelezen. Tegenwoordig wordt in steeds meer gemeenten het eerste deel van het formulier, over het zelfonderzoek, de zondag voorafgaand aan de avondmaalszondag gelezen. Dat is goed. De avondmaalsdiensten zijn meestal toch al vrij lang.”
Een ander gebruik dat er bij sommige predikanten insloop, is het zegenen van de beker met wijn voordat de beker rondgaat. Onjuist, vindt ds. Westerink. In de protestantse traditie worden geen dingen gezegend. „Als er staat: „de drinkbeker die wij dankzeggende zegenen”, betekent ”zegenen”: ”prijzen”.”
Een catechisant met een rooms-katholieke achtergrond wees ds. Westerink er ooit op dat zij het zo vreemd vond dat de mensen die aan het avondmaal aangingen „eerst betaalden.” Ds. Westerink: „Dat was voor mij weer een les. Toen heb ik de gemeente gevraagd voortaan pas bij het verlaten van de tafel de diaconale handreiking –die hoort er wel echt bij– te doen.”
Hoe kwam u ertoe een prekenserie over het avondmaalsformulier te houden?
„Toen ik in 2005 terugkwam in Urk waren twee collega-predikanten bezig met de behandeling van de Heidelbergse Catechismus. Daar wilde ik niet tussen gaan zitten. De Dordtse Leerregels en de Nederlandse Geloofsbelijdenis waren ook al een keer behandeld. Toen opperde een zuster uit de gemeente de gedachte om over het avondmaalsformulier te preken. Dat had ik nog nooit gedaan. Er was ook niet zo veel over geschreven. Er waren wel boeken zoals van ds. D. Rietdijk en ds. G. J. van Aalst, maar verder was er weinig. Er bestaan ook oudere boeken over het avondmaal, zoals van Petrus Immens en prof. G. Wisse. Maar preken aan de hand van het avondmaalsformulier kwam ik niet tegen. Ik ben toen gaan kijken of ik er over zou kunnen preken. Ik kwam tot de conclusie: Ja, hier zit mooie preekstof in. Het formulier is al een preek op zichzelf.”
Ds. Westerink preekte uiteindelijk in drie jaar tijd 28 keer over het formulier. „Die preken hebben onder de zegen van de Heere veel goeds gedaan. Gemeenteleden hebben er onderwijs door ontvangen. De uitleg was voor sommige gemeenteleden die erg gemakkelijk aangingen een reden om zelfonderzoek te doen. Er zijn door de preken ook mensen aan de bediening gekomen die daar eerder erg tegen opzagen. Maar ze konden niet meer wegblijven.”
De predikant verwerkte zijn preken daarna tot een boek met overdenkingen bij het avondmaalsformulier: ”Doet dat tot Mijn gedachtenis. De rijkdom van ons avondmaalsformulier” (uitg. Den Hertog, 2011). „Door dat boek –er is een tweede druk van verschenen– heb ik veel reacties uit heel het land gekregen. Het heeft mensen, ouderen en jongeren, geholpen. Het heeft mij verwonderd dat de Heere ook dit heeft willen gebruiken.”
De Urker predikant raadt collega’s aan ook een keer over het formulier te spreken. „Alles komt er in voorbij. De drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid. Het werk van de Vader, de Zoon –Die in het bijzonder– en de Heilige Geest. Veel zonden worden genoemd. Bijna heel de stof van de Heidelbergse Catechismus is ook vanuit het formulier voor het heilig avondmaal te behandelen.”
Worsteling
Ds. Westerink kwam in zijn ambtelijk leven veel mensen tegen die worstelen met de vraag of zij aan het avondmaal mochten aangaan. „Het formulier geeft voor die mensen evenwichtig onderwijs. De duivel is er altijd opuit de boodschap van de preek en van het formulier op de verkeerde plaats te bezorgen: de nodiging bij hen die gemakkelijk aangaan en de waarschuwing bij mensen die grote schroom hebben.”
Een misverstand is dat het avondmaal alleen voor gemeenteleden met een bevestigd geloof is, stelt ds. Westerink. „In het formulier staat de zin dat alleen hij of zij mag aangaan die de „gewisse belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden, alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, vergeven zijn.” Vaak wordt die zin echter verstaan alsof er staat dat alleen zij mogen aangaan die „gewís geloven”, maar dat staat er niet. Het is niet in de eerste plaats iets van je eigen geloof. Het gaat in het avondmaal niet om het verzekerde geloof, maar juist om het geloof dat verzekerd wil worden. Zo mogen we aangaan.
Ik zie daar een duidelijke lijn met de belijdenis van Petrus als Jezus zegt: „Wilt gijlieden ook niet weggaan”, nadat vele volgelingen Jezus hebben verlaten. Dan zegt Petrus: Waar moeten wij naartoe? Ú hebt de Woorden van het eeuwige leven. Hij kan en wil nergens anders heen. Dat is het werk van de Heilige Geest. Zo is het nog.”
Ook de opsomming van zonden aan het einde van het eerste deel van het formulier –over de voorbereiding– kan mensen tegenhouden. Ds. Westerink: „Dan staat er weer zo’n mooie, pastorale zin: „Maar dit wordt ons, zeer geliefde broeders en zusters in den Heere, niet voorgehouden, om de verslagen harten der gelovigen kleinmoedig te maken, alsof niemand tot het heilig avondmaal des Heeren gaan mocht dan die zonder enige zonde ware.” En daarna: „maar integendeel, aangezien wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmede, dat wij midden in den dood liggen.” Het is die spiegel die je als leraar de gemeente steeds weer voor moet houden. Alleen met lege handen kunnen we aan de tafel komen. We moeten niet met ónze waardigheid aangaan. De Heere concludeert niet dat wij waardig zijn tot Hem te komen, maar Hij verwaardigt ons aan te gaan.”
Datheen bracht oecumenisch formulier in Nederlandse kerk
Het avondmaalsformulier is van de hand van de Heidelberger theoloog Casper Olevianus (1536-1587). Ds. Westerink: „Keurvorst Frederik van de Palts wilde de gereformeerde leer bevorderen. Zo kwam de Heidelbergse Catechismus tot stand, maar ook het avondmaalsformulier. De twee geschriften lijken ook wel wat op elkaar.”
Olevianus heeft bij de samenstelling van het formulier gebruikgemaakt van verschillende oudere formulieren uit de tijd van de Reformatie. „Olevianus gebruikte het avondmaalsformulier van Calvijn, een uit de kring van Zwingli, een dat in gebruik was in de vluchtelingengemeente van Londen waar de predikanten Micron en à Lasco een grote rol speelden, en zelfs een formulier dat op de lutherse synode van Würtemberg is vastgesteld. Olevianus heeft zich niet geschaamd hier en daar zinnen letterlijk over te nemen uit die formulieren.”
Verrassend, noemt ds. Westerink dat. „Wij leren dat juist op het punt van het heilig avondmaal de grootste verschillen tussen de reformatoren liggen. En dan blijkt dat de lijnen in ons avondmaalsformulier toch samen komen. Als er ergens sprake is van oecumenisch denken en het elkaar bevruchten dan is het wel in dit formulier.”
Het was de bekende ds. Petrus Datheen (1531-1588) die er voor zorgde dat het avondmaalsformulier een plaats in de Nederlandse kerk kreeg. „Er waren veel contacten tussen Heidelberg en zijn gemeente in Frankenthal. Datheen heeft het formulier in het Nederlands vertaald. Zo is het een onderdeel geworden van het Nederlandse kerkboek.”
Het convent van Wezel legde in 1568 vast dat het formulier gebruikt moest worden om de gemeente te onderwijzen in de leer rond het heilig avondmaal. „Dat besluit is daarna door verschillende andere synodes bekrachtigd, met als slot de Synode van Dordrecht 1618-1619. Sindsdien heeft het formulier een vaste plaats in de kerk in Nederland.”
Indeling
Het klassieke avondmaalsformulier bestaat uit twee gedeelten, legt ds. Westerink uit: een leerstellig deel en een ritueel deel. „Het leerstellige deel bestaat uit drie delen. Eerst de beschrijving van de instelling van het avondmaal, zoals Paulus die in 1 Korinthe 11 geeft. Daarna volgt het stuk over de voorbereiding, de beproeving of het zelfonderzoek. Als derde volgt dan het onderwijzende gedeelte. Daarin staat de betekenis van het heilig avondmaal beschreven. Het formulier is daar een lofzang op Christus en Zijn werk.”
Het rituele gedeelte heeft betrekking op de bediening zelf. „Het begint met een gebed en de geloofsbelijdenis. Dan volgt het sursum corda, het ”omhoog het hart”, zoals er in de inleiding op de bediening staat: „zo laat ons onze harten opwaarts in de hemel verheffen.””
Na de bediening komen de dankzegging en het slotgebed. Ds. Westerink: „In het formulier wordt veel teruggegrepen op de Schrift. Dat zien we ook in deze dankzegging na de bediening. Daar gebruikt Olevianus twee Schriftgedeelten voor. Het eerste uit het Oude Testament, delen van Psalm 103, en aansluitend een stukje uit het Nieuwe Testament, uit de Romeinenbrief.”