Jaco Geurts (CDA): Geef de moed om te veranderen wat we kunnen veranderen
In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Gisteren sprak Jaco Geurts (CDA).
Toen ik begon aan mijn voorbereiding voor de residentiepauzedienst had ik als achtergrondmuziek de Reformatorische Omroep aanstaan. Een mannenkoor zong net Psalm 89:7: „Hoe zalig is het volk dat naar Uw klanken hoort! Zij wand’len, Heer’, in ’t licht van ’t Godd’lijk aanschijn voort.” Ik zat te denken hoe vaak ik niet naar Gods klanken heb geluisterd.
In 2001 woonde ik samen met mijn gezin in Kootwijkerbroek. Een plaats op de Veluwe die werd getroffen door een ramp. De overheid bepaalde dat er ruimingen moesten plaatsvinden. Wat ben ik boos geweest! Over de in mijn ogen onterechte ruimingen en later over de kwetsende woorden van minister Brinkhorst richting onze christelijke gemeenschap. De tijd van deze pauzedienst is te kort om het geheel van mijn boosheid onder woorden te brengen. Ik werd echter voor de keuze gesteld: blijf je aan de zijkant staan of ga je wat aan de situatie doen?
Al vrij snel werd ik gevraagd om actief te worden in de agrarische belangenbehartiging. Jaren later bleek dat deze voor mij moeilijke tijd een opmaat was naar de politiek. Eerst in de gemeenteraad van Barneveld en nu als Tweede Kamerlid voor het CDA. Dit zie ik als leiding in mijn leven. Want wat heb ik mij tot ongeveer het jaar 2002 verzet tegen de politiek. God heeft mij leidinggegeven in mijn leven. Maar op een geheel andere wijze dan Nehemia.
In het eerste hoofdstuk kunnen we lezen dat hij in gebed ging. Dat deed ik in 2001 helemaal niet. En ook Nehemia verder lezend, gaat elke vergelijking tussen zijn en mijn leven mank. Nehemia kan mij en ons allemaal veel leren.
Het Bijbelboek Nehemia begint en eindigt niet positief. In het begin lezen we dat Nehemia slecht nieuws ontvangt over de stad Jeruzalem. De muren van de heilige stad liggen al jaren in puin. Door de inzet van Nehemia worden veel misstanden die langzaam in het leven van het volk waren geslopen, hersteld. En na veel strijd wordt de muur voltooid en feestelijk ingewijd.
Nehemia herstelt het burgerlijk bestuur, het bestuur van de kerk en van de gezinnen. Eind goed, al goed, zou je denken. Maar als Nehemia een tijdje uit de stad is, vervalt het volk van God weer in oude zonden. Nehemia moet opnieuw orde op zaken stellen, zo kunnen we lezen in Nehemia 12 en 13. Hij eindigt in een soort zucht: „Denk aan mij, mijn God, ten goede.”
Dat Nehemia zijn eigen leven aan veel doodsgevaren heeft blootgesteld, een groot leider was en dat Israël veel aan hem heeft te danken, zal denk ik niet worden betwist. Wij leven duizenden jaren later. Afgelopen maand las ik in dagblad Trouw een artikel naar aanleiding van een onderzoek naar een sterke leider. Trouw deed samen met de Vrije Universiteit onderzoek naar de emotionele staat van de Nederlandse kiezer. „Nederland, zo vindt de Nederlandse kiezer, heeft behoefte aan een sterke leider. Iemand die zonder al te veel democratisch geneuzel besluiten neemt. Dat zegt meer dan 60 procent van de Nederlanders, ondervraagd in een representatieve steekproef”, aldus Trouw. Nehemia 13 lezend, dacht ik: Zou Nederland een leider als Nehemia accepteren? Een leider die niet alleen het burgerlijk bestuur herstelt maar ook bestuur van de kerk en van de gezinnen?
Het antwoord kan alleen maar ja zijn als we beseffen dat Nehemia door God werd gestuurd. Met de Bijbelverklaring van Karl August Dächsel in de hand ben ik verder op zoek gegaan naar de verbinding tussen Nehemia 13:10 tot en met 12 en het thema voor vandaag: ”Zorg van de staat voor de tempeldienst”.
Het Bijbelgedeelte uit Nehemia 13 begint met het gegeven dat er op een dag werd voorgelezen uit het boek van Mozes, het wetboek. In hoofdstuk 8 kunnen we lezen hoe dat dan ging „heel het volk [verzamelde] zich als één man op het plein dat voor de Waterpoort ligt.” „Zowel mannen als vrouwen en al wie wat zijn verstand betrof in staat was ernaar te luisteren.” Zodra het volk de wet gehoord had, handelde het ernaar. Er werd acuut gehoorzaamd.
Dat is vandaag de dag wel anders. Wij mensen moeten eerst de redelijkheid van iets inzien, willen we gehoorzamen. Als Kamerlid zie en hoor ik regelmatig demonstraties. Op of rond het Binnenhof, het Malieveld, op de publieke tribune tijdens een plenair debat of in de andere vergaderzalen van het Kamergebouw tijdens een algemeen overleg.
We kennen tegenwoordig ook modernere varianten van demonstreren. Bijvoorbeeld het e-mailbombardement. Honderden verschillende burgers sturen dan dagen achter elkaar hetzelfde bericht via de e-mail naar ons toe. Maar stel dat we vandaag zouden meemaken dat al het volk in de steden en dorpen zich verzamelt op de pleinen om te luisteren naar teksten uit het boek van Mozes, het wetboek. Ik denk dat er paniek zou ontstaan bij de burgerlijke overheid. Hier zijn namelijk geen draaiboeken voor. De paniek zou alleen wegblijven als God Zijn hand erin had.
In vers 10 lezen we dat het volk alleen aan zichzelf dacht en niet meer in het onderhoud van de Levieten, zangers en portiers in het huis van God wilde voorzien. Daarom waren deze mensen weer landbouw gaan bedrijven om in hun eerste levensbehoeften te voorzien. Het huis van God was leeg. In vers 11 schrijft Nehemia volgens de Statenvertaling: „En ik twistte met de overheden”, in de Herziene Statenvertaling: „Ik riep de machthebbers ter verantwoording” en in de Jongerenbijbel: „Ik maakte de bestuurders verwijten.” De Bijbelverklaring geeft aan dat met overheden, machthebbers of bestuurders niet de burgerlijke overheid wordt bedoeld, maar degenen die belast waren met het invorderen van de gave. Ik vertaal het maar zo dat de kerkleden niet meer wilden bijdragen aan de tempeldienst.
Is onze tijd zo anders dan de tijd die in Nehemia wordt beschreven? Wil onze samenleving nog wel bijdragen? Het was toen, maar ook tegenwoordig, een tijd van ”ik” en ”nu”. Onze oud-premier Balkenende begon na twee paarse kabinetten een debat over waarden en normen. Balkenende hamerde op termen zoals fatsoen, respect en discipline. Hoon en uitspraken zoals ”spruitjeslucht” vielen hem ten deel. Balkenende deed echter niet meer dan een appel op de verantwoordelijkheid van de samenleving.
Soms denk ik dat zijn appel op de verantwoordelijkheid aan dovemans oren was gericht. In 2008 stortte de financiële markten in. Banken struikelden over hun hebzucht. Gelukkig zie ik waarden langzaam weer terug komen in onze samenleving. In gesprekken met het bedrijfsleven komt eigenlijk altijd duurzaam en verantwoord ondernemen naar voren. Niet als loze reclame kreet, maar gebaseerd op waarden en normen.
Balkenende gaf vorige week aan dat „sterker dan voorheen in de mondiale politiek en het financieel-economisch debat maatschappelijke vraagstukken moreel worden geduid.” Ja, de overheid schept de randvoorwaarden, maar het is aan de kerkleden, de samenleving om deze in te vullen. Voor mij, als CDA-Kamerlid, een opdracht om hier mede richting aan te geven.
Vanmorgen mocht ik ook de fractieopening verzorgen. Ik heb toen geëindigd met de woorden: God, geef ons de rust om te aanvaarden wat we niet kunnen veranderen, de moed om te veranderen wat we kunnen veranderen, en de wijsheid om het onderscheid te kunnen maken.
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor het CDA.