Hoge sterfte in jaar na verblijf op ic
UTRECHT. Een op de tien patiënten die in het ziekenhuis op de afdeling intensive care (ic) zijn behandeld, overlijdt in het jaar na ontslag. Van de mensen die wel herstellen, heeft een deel na een jaar forse gezondheidsklachten.
Dat blijkt uit cijfers die hoogleraar ic-geneeskunde Diederik van Dijk, verbonden aan het UMC Utrecht, woensdagmiddag presenteerde tijdens zijn oratie.
Het UMC Utrecht volgt sinds vier jaar mensen na hun ontslag van de ic. Het sterftecijfer tijdens de behandeling ligt op 13 procent. Na afloop van de behandeling sterft in het eerste jaar alsnog zo’n 10 procent van de patiënten. De totale sterfte na een jaar ligt daarmee op bijna een kwart.
Volgens Van Dijk is dit hoge sterftecijfer na behandeling bij veel intensivisten en patiënten niet bekend. Er zijn rekenmodellen om de kans op sterfte in het ziekenhuis te voorspellen bij de opnamediagnose. „Het zou goed zijn als er eveneens voorspellingsmodellen voor overlijden komen waarin de informatie wordt meegenomen die je als arts gedurende de ic-opname verzamelt. Een patiënt die al vier weken op de ic ligt en van de ene in de andere complicatie rolt, heeft waarschijnlijk een slechtere prognose dan op het moment van opname. Daarnaast moeten we verder kijken dan alleen ziekenhuisoverleving.”
Ieder jaar worden in Nederland zo’n 75.000 patiënten opgenomen op 90 intensive cares. Het verblijf daar vergt veel van de patiënten: ze kampen met spierzwakte, longproblemen, concentratiestoornissen en soms ook psychische klachten. „Patiënten moeten daarover beter geïnformeerd worden”, aldus Van Dijk. Hij vroeg zich af waarom er wel een nazorgpoli is voor bijvoorbeeld staarpatiënten, maar niet voor ic-patiënten.
Ook het afgelopen jaar zijn volgens Van Dijk veel ic-patiënten overleden van wie hij en zijn collega’s dachten dat er een kans op herstel was. „Maar tegelijkertijd lopen er ook voormalige ic-patiënten rond van wie menigeen overtuigd was dat ze het niet zouden redden. Een goede inschatting maken van de kans op succes is dus moeilijk. En toch moet dat. Je kunt niet altijd zeggen: baat het niet, het schaadt ook niet.”