Cultuur & boeken

Het paradijs opnieuw verloren

Titel:

M. Dankers
19 November 2003 14:12Gewijzigd op 14 November 2020 00:44

”Het paradijs verloren”
Auteur: John Milton; vert. Peter Verstegen; ill. Gustave Doré
Uitgeverij: Athenaeum, Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2003
ISBN 90 253 3405 9
Pagina’s: 548
Prijs: € 49,95. Er zullen weinig RD-lezers zijn die John Bunyan niet kennen. Hele busreizen worden ondernomen om de refo’s Bedford te laten zien, de stad waar de ketellapper die dominee werd zijn arbeidsterrein had. Veel minder bekend is onder ons een andere John, die echter in de literatuurgeschiedenis meestal in één adem genoemd wordt met de schrijver van de ”pelgrimsreis”. Ik bedoel John Milton.

De twee Johnnen worden in één adem genoemd, niet alleen omdat zij tijdgenoten zijn (Milton werd geboren in 1608, Bunyan in 1628), maar ook omdat zij allebei puriteinen waren. Nu is het niet zo gemakkelijk om in één zin te beschrijven wat puriteinen voor mensen waren. Laat het daarom genoeg zijn te constateren dat je althans in de zeventiende eeuw de meeste puriteinen buiten de Engelse staatskerk aantrof. Welnu, Milton en Bunyan waren geen van beiden anglicaan. In de burgeroorlog die in die eeuw in Engeland woedde tussen koning Karel I en het parlement stonden de meeste puriteinen aan de kant van het parlement. De ketellapper diende als soldenier in een van regimenten die voor het parlement vochten. Een van de aanvoerders van die troepen was Olivier Cromwell. Het parlement won, koning Karel I werd onthoofd en Cromwell werd Lord Protector van Engeland. De geleerde Milton werd zijn geheimschrijver.

Maar hiermee houdt de gelijkenis tussen de twee Johnnen zo ongeveer op. Want alle puriteinen waren wel vroom, maar alle puriteinen waren niet zuiver in de leer. Gezaghebbende schrijvers, zoals dr. J. Veldkamp in de Christelijke Encyclopedie, zeggen dat Milton wel puritein, maar geen calvinist was. Wel was hij een groot dichter. Net als in ons land Joost van den Vondel. Wat Vondel in Holland was, was Milton in Engeland.

Oorlog

Het grootste werk dat John Milton in zijn leven schreef, was een episch gedicht van meer dan 10.000 regels, verdeeld in twaalf ”boeken”. Over die stof had hij jarenlang nagedacht; ermee geworsteld. Hij wilde een pleidooi voeren voor de leer van Gods voorzienigheid. Zijn grote doel was „to justify the ways of God to men.” De titel die het epos kreeg was ”Paradise Lost”, wat je zou kunnen vertalen met ”Het verloren paradijs”.

Een betere weergave in het Nederlands is echter ”Het paradijs verloren”. Want inderdaad, de kardinale inhoud van het werk is wat onze catechismus noemt „de val en ongehoorzaamheid van onze eerste voorouders, Adam en Eva in het paradijs.” Ook het „ingeven van de duivel” uit antwoord 9 van de catechismus beschrijft Milton heel uitgebreid.

Met de duivel begint hij zijn gedicht in Boek 1. Nadat de Engel des lichts uit de hemel is gestoten, vindt deze zichzelf terug in de buitenste duisternis, drijvend, deinend in een kolkende baaierd van vuur en sulfer. Een vreselijke alleenspraak houdt de helse geest, eindigend met de verschrikkelijke woorden „beter regeren in de hel dan dienen in de hemel.” Intussen ontwaart hij een kompaan, mét hem ten eeuwigen vure verwezen, Beëlzebul, en ook de hele schare die in de hemel met hen had samengerot. In de hel komt het tot een consultatie; er wordt tot oorlog besloten. Hoe zullen ze God beter kunnen treffen dan in het heerlijke schepsel dat Hij, naar er in de hemel verteld werd, op het punt stond tot aanzijn te roepen in een nieuwe schepping?

Eerste tranen

In Boek 4 van ”Paradise Lost” worden Adam en Eva in het paradijs ten tonele gevoerd. Heerlijke gesprekken voeren zij samen. De liefde is de banier over hen. Maar satan luistert ze af en smeedt zijn snode plan. Hij heeft gehoord hoe Adam zijn manninne uitlegt wat de boom inhoudt die in het midden van de hof staat, en wat God daarover gezegd heeft. Verderop in het gedicht voert Adam lange gesprekken met de aartsengel Uriël, die hem uitlegt waarom God alles geschapen heeft zoals Hij het geschapen heeft.

De eigenlijke val, het eten van de boom, beschrijft Milton in Boek 9. Ademloos lees je dat, als gelovig christenmens. De eerste gedachten die na het eten van de vrucht in onze eerste ouders omgaan, de eerste gevolgen in het omgaan met elkaar, de reactie van de natuur: „…zij zuchtte/ de lucht betrok, bij doffe donder weenden/ de regendroppels om het plegen van/ de fatale zonde…” In de laatste regels van Boek 12, en dus van het hele epos, lopen Adam en Eva hand in hand de wijde wereld in. Het paradijs ligt achter hen. Intussen hebben zij, heeft Eva, de verleidster, de moederbelofte van Genesis 3:15 ontvangen. De laatste regels luiden: „Snel wisten zij hun eerste tranen af/ (…)/ zo gingen zij, onzeker, hand in hand/ met trage tred eenzaam hun weg door Eden.”

Hoewel ”Paradise Lost” een gedicht wordt genoemd, is het werk niet in rijm geschreven. Elke regel wordt een vers genoemd en bestaat uit vijf jamben, dat wil zeggen één onbeklemtoonde lettergreep gevolgd door een beklemtoonde. Men spreekt dan van rijmloze verzen, blank verse in het Engels. Dat gaat zo: „I may assert eternal Providense/ and justify the ways of God to men.”

J. J. L. ten Kate

Miltons werk is meer dan eens in het Nederlands vertaald; recent door Peter Verstegen (1938), die ook heeft meegewerkt aan de vertaling van de ”Divina Comedia” van Dante. Voor zijn vertaalwerk ontving Verstegen de Martinus Nijhoffprijs. Athenaeum, Polak & Van Gennep te Amsterdam bezorgde zijn vertaling van Miltons ”Paradise Lost”. Dus is dit werk nu in een spiksplinternieuw, schitterend gebonden boekwerk, verlucht met tientallen prenten van Gustave Doré, voor de Nederlandse liefhebber beschikbaar.

De vorige vertaling dateert uit 1875. Toen was het de Amsterdamse predikant J. J. L. ten Kate, de dichter van het bekende gezang ”De Heer’ is mijn herder”, die het grote werk ten einde bracht. Rond 1912 is nog eens iemand begonnen met het te vertalen, ene Alex Guttelings, maar die kwam niet verder dan halverwege.

Een groot verschil tussen Ten Kates aanpak in de negentiende eeuw en die van Peter Verstegen zeer recent is dat eerstgenoemde zijn vertaling stelde in rijmende alexandrijnen en daarbij vaak meer regels gebruikte dan Milton zelf, terwijl Verstegen dat niet doet. In zijn Nederlandse versie correspondeert iedere regel met de originele Engelse. Ook heeft Verstegen, net als Milton, zijn vertaling gesteld in jambische regels van tien of elf lettergrepen. Bijvoorbeeld: „Ze spraken met één stem, geen rite volgend/ dan slechts de zuiverste aanbidding/ die bij God dierbaarst is, en hand in hand/ gingen zij hun prieel in, geen vermomming/ afleggend zoals wij die moeizaam dragen.”

Proza

Toen ”Paradise Lost” in 1667 in druk verscheen, vonden veel Engelsen het te moeilijk. Daarom plaatste de dichter in een volgende druk boven elk boek een ”Argument”, dat wil zeggen een korte weergave in proza. In de hier besproken vertaling zijn deze ”Arguments” ook vertaald meegenomen en als ”Inhoud” voor de twaalf boeken geplaatst.

Veel ingrijpender dan de klacht ”moeilijk” was de kritiek van Miltons jongere collega-dichter John Dryden (1631-1700). Deze insinueerde dat de grote held van Miltons epos eigenlijk niet God, maar satan was. Wie echter de tekst grondig en aandachtig leest, moet die gedachte verwerpen en Milton voluit onder de puriteinen scharen.

Maar hoe het werk van Engelands grootste geest te waarderen? En het werk van zijn vertaler? Ik denk dat een woord van grote waardering aan Peter Verstegen op zijn plaats is. Hij gaat -in zijn commentaar- zorgvuldig en voorzichtig met de bijbeltekst om en toont zich een kenner van de klassieken. Maar hij gebruikt soms al te eigentijdse taal, hetgeen moge blijken uit het volgende. Na de consultatie in de hel te hebben beschreven in Boek 2, gaat Milton in Boek 3 over op een consultatie in de hemel. En dan gaat het om de onderhandelingen tussen God de Vader en God de Zoon, die wij uit het vragenboekje van Hellenbroek kennen als de ”Raad des Vredes”.

De dichter voert God de Vader sprekende in met een aanspraak van bijna zestig regels. En dan antwoordt God de Zoon met ongeveer dertig regels. En zo gaat de heilige dialoog verder. Wat ons dan in de Nederlandse tekst opvalt, is dat weliswaar de Zoon de Vader met U aanspreekt, maar dat andersom de Vader de Zoon tutoyeert. De Zoon zegt bijvoorbeeld: „O Vader, U besloot in Uw hoge oordeel/ genadiglijk, de mens vindt ooit genade/ waarvoor hemel en aarde U zullen loven/ met ongetelde klank van vrome zang.” Uit het antwoord van de Vader: „Jij enige in hemel en op aarde/ die vrede zoekt voor ’t hatelijke mensdom/ enige vreugde van Mij, hoe goed weet jij/ dat al mijn werk mij lief is, niet in het minst/ de mens, het laatst geschapen, voor wie Ik/ jou aan Mijn hart en rechterhand ontzeg.”

De lezer oordele zelf. In het Engels bestaat het verschil tussen u en jij en uw en jouw niet; je vindt daar het plechtige thou en thy. Reden waarom ikzelf -zeker hier- de Engelse boven de Nederlandse tekst kies.

Heilige Oorlog

Belangrijker dan de vraag of Vondel Milton heeft beïnvloed, is voor ons de vraag of Milton Bunyan heeft beïnvloed. Vermoedelijk heeft Bunyan Miltons werk wel gelezen. ”Paradise Lost” verscheen in 1667, en toen was Bunyan intussen 40 jaar en al een poos predikant. Als je, Milton kennende, Bunyans ”Heilige Oorlog” begint te lezen, dat uitkwam in 1682, denk je meteen aan dat deel van ”Paradise Lost” waarin satan de oorlog tegen God begint. Ook daar was de mensenziel de inzet van de strijd. Satan heeft in de consultatie van de hellemachten gezegd: „Wij moeten het nieuw geschapen geslacht óf vernietigen óf aan onze zijde zien te krijgen, daarmee treffen we God het hardst.”

Net als Milton geeft Bunyan de voornaamste duivelen hun eigen naam: Alecto, Apollyon, Tisiphon, Diabolus. Milton noemt ze Satan, Beëlzebul, Belial, Mammon. Beide schrijvers hebben blijkbaar ook buitenbijbelse bronnen gebruikt. Zo voert Milton verschillende aartsengelen ten tonele: behalve de ons bekende Gabriël en Michaël ook Uriël, Abdiël en Rafaël. „Er zijn zeven aartsengelen”, zegt Peter Verstegen dan in zijn commentaar, „in het apocriefe 1 Henoch staan ze opgesomd.” Als hij er dan aan toevoegt: „het zijn de zeven geesten, die voor Gods troon zijn” (Openbaring 1:4), dan haken wij af. Niet alleen behoort Henoch niet tot de apocriefe, maar tot de pseudepigrafe boeken -het is dan ook niet opgenomen in de verzameling apocriefe boeken in de Statenvertaling-, ook de exegese van Openbaring 1:4 roept vragen op. Liever houden wij ons aan Matthew Henry en andere betrouwbare uitleggers. De statenvertalers bijvoorbeeld erkennen dat sommigen weliswaar denken dat met de ”zeven geesten” engelen bedoeld zijn, maar zelf wijzen ze die uitleg radicaal af.

De karakterbeschrijvingen die Milton geeft van de diverse oversten der duivelen zijn heel sterk. Over Moloch bijvoorbeeld zegt hij: „Dus was hij vreesloos, niets gaf hij om God/ om hel of erger; hij sprak deze woorden/ „Ik kies voor open strijd; ik ga niet prat/ op sluwheid die mij vreemd is.”” Belial is walgelijk, al lijkt hij gepolijster. Hij is laf; pleit voor tenminste uitstel van de invasie in de hemel. Milton over hem: „Geen schoner wezen gaf de hemel prijs/ hij leek voor waardigheid en heldenfeiten/ gemaakt, maar ’t was al vals en hol.” Mammon stelt voor er in de hel maar ’t best mogelijke van te maken. Ten slotte wordt besloten dat satan zelf persoonlijk op verkenning uit zal gaan.

Simson

Toen Milton zijn ”Paradise Lost” schiep, was hij blind. Hij heeft het hele werk gedicteerd. Hij leed erg onder zijn zware handicap; liet dat ook blijken in zijn gedichten, bijvoorbeeld in het beroemde sonnet ”On his blindness”. Zijn lijden onder zijn tot nutteloosheid gedoemd zijn deed hem denken aan Simson. Na de voltooiing van ”Paradise Lost” wijdde hij nog een tragedie aan deze oudtestamentische dichter. Het zou zijn laatste werk worden. Milton gaf het de titel ”Samson Agonistes”, wat ”Simson de Lijder” betekent. Ook Simson was blind en nutteloos. Toch bracht God door hem iets groots tot stand. Dit dichtstuk, geschreven als drama, dat dus als toneelstuk zou kunnen worden opgevoerd, is ook prachtig van zeggingskracht. Milton stierf in 1674. Zijn evenknie John Bunyan overleefde hem veertien jaar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer