Opinie

Opvoeder als inwijder in geloofstraditie verdient meer aandacht

De opvoeder als inwijder van nieuwe generaties in de geloofsgemeenschap mag wel wat meer aandacht krijgen, betoogt dr. Jos de Kock.

Dr. Jos de Kock
11 October 2013 17:15Gewijzigd op 15 November 2020 06:22
Foto Fotolia
Foto Fotolia

De kerk als leergemeenschap komt steeds meer onder druk te staan, doordat bijvoorbeeld twijfel onder de opvoedende generatie toeneemt en men door individualisme steeds minder in gemeenschap investeert.

Mensen leren op veel verschillende manieren, samen te vatten in het behavioristische, het ontwikkelingsgerichte en het meester-gezel-leerlingmodel. In de praktijk van het jongerenwerk komen ze vrijwel nooit in zuivere vorm voor, maar zijn ze gemengd.

In leeromgevingen volgens een behavioristisch model instrueert een docent een leerling om hem te bekwamen in een vakgebied. De leerling past deze aanwijzingen toe. Het leren gebeurt vooral met het hoofd en de beloning van leerlingactiviteiten (bijvoorbeeld in de vorm van cijfers of complimenten) speelt een belangrijke rol. Het is een deductieve benadering en er is vooral sprake van eenrichtingsverkeer: de traditie moet ingebracht worden in de hedendaagse ervaringen van een nieuwe generatie.

In het ontwikkelingsgericht model leren de leerlingen zelfsturend, met hulp van een docent die de leerlingen bevraagt en aanmoedigt om hun eigen theorieën duidelijk te krijgen en kritisch te bezien. De leerkracht is expert en coach. Zijn benadering is inductief, met als ultieme doel de persoonlijke bestaansverheldering van de deelnemer. Niet vanuit de traditie, maar vanuit de actuele ervaringen proberen leraar en leerling samen in een intersubjectief proces de religieuze dimensie van het leven op het spoor te komen.

Bij het meester-gezel-leerling­model participeren leerling en docent in een gedeelde praktijkcontext. De docent is expert in dit vakgebied en modelleert zijn expertise. De leerling probeert de kunst af te kijken en imiteert zijn activiteiten: leren gaat hier dus door te doen. Het model stoelt op het gildestelsel, waarin bijvoorbeeld een aspirant-timmerman het vak leert door mee te werken met een ervaren timmerman en zo opklimt van leerling naar gezel en ten slotte naar meester in het vak. De benadering is abductief. Dat wil zeggen dat men bijzonder belang hecht aan een geloofsgemeenschap rond religieuze praktijken die traditie en actuele ervaringen met elkaar verbinden. In dit model spelen verder modelfiguren een belangrijke rol.

Aandachtspunten

Ik denk dat het meester-gezel-leerlingmodel het meest aansluit bij de ambitie van de kerk om zowel geloofsgemeenschap als leergemeenschap te zijn. Het biedt de gelegenheid om zowel de actuele jongerencultuur als de traditie en kernopvattingen van de geloofsgemeenschap serieus te nemen. Maar in de huidige tijd kan de christelijke gemeente niet zomaar meer uitgaan van een instituut dat een (leer)gemeenschap aanbiedt. We trekken daarom vanuit dit model een aantal lijnen die om bijzondere aandacht vragen.

In de eerste plaats voor de ouders als primaire opvoeders. In het gezin vindt het belangrijkste leren plaats. Dit lijkt een open deur, maar kerk en gezin werden de afgelopen decennia steeds meer twee gescheiden werelden. De dragende grond van het gezinsleven moet herontdekt worden.

Ten tweede aandacht voor beleving en belichaming. Geloven heeft niet alleen een rationele dimensie, maar ook een lichamelijke. Rituelen en ruimte voor expressie zijn daarom belangrijke elementen, die ook goed bij het model passen. Dat betekent dat niet alleen bij catechisatie maar ook bij andere jongerenactiviteiten het ondervinden van ervaringen en het uiten van emoties bewust als doelstelling moeten worden gekozen.

Verder verdienen de nieuwe sociale media aandacht. Dit staat in contrast met het vorige punt, omdat deze omgeving juist niet lichamelijk, maar virtueel is. Leerprocessen moeten niet marginaliseren tot van de fysieke werkelijkheid onthechte communicatiestromen. Toch liggen hier specifieke kansen voor het beleven van eenheid en het tonen van authenticiteit.

Tot slot is er aandacht gevraagd voor diaconale en missionaire activiteiten. Reizen, projecten en acties herbergen leerpotentieel. Ontmoeting rond dergelijke activiteiten is vaak een vliegwiel voor wederkerig leren, door het samen nadenken over persoonlijke, maatschappelijke en levensbeschouwelijke vragen. Missionaire presentie biedt een rijke leeromgeving, die binnen kerkmuren maar moeilijk te organiseren is.

Wieg

Ik pleit dus voor meer aandacht voor het godsdienstpedagogisch perspectief. Dáár gebeurt het: in de wieg, op schoot en zo verder. Dat is niet het enige, maar het is wel wezenlijk. De opvoeder als inwijder van nieuwe generaties in de geloofsgemeenschap mag wel wat meer aandacht krijgen.

De auteur is als godsdienstpedagoog verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit en het Onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk & Cultuur. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij gisteren hield in Ede voor de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer