Synode GG wil minder terugkijken naar 1953
Het deputaatschap kerkelijke eenheid van de Gereformeerde Gemeenten (GG) heeft richting de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) aangegeven dat nergens bedoeld is afstand te nemen van de leeruitspraken van 1931 en van het door Comrie gemaakte onderscheid tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke beloften.
Dat zei synodevoorzitter ds. J. J. van Eckeveld (Zeist) donderdag in Utrecht tijdens de synode van de Gereformeerde Gemeenten bij de behandeling van het rapport over de samensprekingen met andere kerken. „We willen in de gesprekken die volgen minder terugkijken naar 1953, en vooral uitgaan van de situatie nu.”
In de gesprekken met de GGiN is gebleken „dat bepaalde benamingen en uitdrukkingen soms misverstanden oproepen wanneer deze niet duidelijk worden gedefinieerd en toegelicht”. Vooral het onderscheid tussen de begrippen ”beloften van het Evangelie” en de ”beloften des verbonds” bleken vragen op te roepen.
Met de GGiN werd in de verslagperiode tweemaal gesproken. Beide kerken hebben inmiddels eigen onderzoek gedaan naar de gebeurtenissen in de jaren vijftig (met betrekking tot de schorsing van ds. R. Kok en de afzetting van dr. C. Steenblok als docent aan de theologische school) die in 1953 hebben geleid tot de scheuring.
Ouderling Z. Klaasse (Beekbergen) pleitte ervoor dat de GG en de GGiN de kansels voor elkaars predikanten openstellen en elkaars attestaties te erkennen. Deputaatschapsvoorzitter ds. Van Eckeveld zag daar nog geen ruimte voor. Ouderling J. Bloemendaal (Boskoop) pleitte ervoor bij overkomst van leden uit de GGiN niet opnieuw beantwoording van de vier vragen van Voetius te verlangen. Ouderling G. de Boef (Poederoijen) wees in de discussie erop dat „Israëls God” en niet de mens eenheid kan bewerkstelligen, en dat ook in GG „de schuld” meer zou moeten leven.
Het deputaatschap kerkelijke eenheid sprak afgelopen jaren ook met vertegenwoordigers van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) en de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland (OGGiN).
Met de CGK is in de achterliggende drie jaar eenmaal gesproken. Beide kerken geven aan het zinvol te vinden elkaar van tijd tot tijd te ontmoeten, maar ook dat er weinig perspectief is voor kerkelijke eenheid.
Een aantal afgevaardigden pleitte ervoor het gesprek met de CGK te beperken tot de groep rond het blad ”Bewaar het Pand”. Ds. G. J. van Aalst (Klaaswaal): „Met hen is een duidelijke geestelijke herkenning. Het kan ook een positief signaal zijn naar hen toe. Het gaat ook om goede nabuurschap.”
Ouderling J. T. van den Berg (Nunspeet) pleitte echter voor de formele lijn om alleen met de kerken als geheel te spreken, niet met groepen daarbinnen.
Drie ontmoetingen waren er met vertegenwoordigers van de HHK. Ds. Van Eckeveld sprak van „goede gesprekken”, maar constateerde ook dat er verschillen zijn tussen hersteld hervormde gemeenten. Zorg klonk er in Utrecht over de overgang van veel leden van de GG naar hersteld hervormde gemeenten.
De synode gaat niet in op een verzoek van de HHK om leden die over gaan naar de GG niet meer alle vragen van Voetius te laten beantwoorden. Op een volgende ontmoeting tussen deputaten van GG en HHK zal onder meer worden gesproken over elkaars visie op de standen in het genadeleven.
Met vertegenwoordigers van de OGGiN is eenmaal gesproken, van een tweede ontmoeting kwam het niet. Een enkele afgevaardigde sprak zijn zorg uit over de inhoud van het boek van ds. A. Kort (Krimpen a/d IJssel), ”Wedergeboorte of schijngeboorte”.
Hoewel er weinig zicht is op kerkelijke vereniging tussen GG en OGGiN vinden beide kerken het zinvol elkaar te blijven ontmoeten, met het oog op uitwisseling van informatie en het zoeken naar mogelijkheden van samenwerking. Een verzoek van de GG om elkaars synodes bij te wonen, wordt door de OGGiN nog in overweging genomen.
Het deputaatschap kerkelijke eenheid stelt dat in de ontmoetingen met de andere kerken geestelijke eenheid soms duidelijk aanwezig is, en dat daarom de pijn van kerkelijke verdeeldheid te meer wordt gevoeld. Ds. Van Eckeveld: „Het is fijn geestelijke herkenning te ervaren. Juist daarom doet het leed dat die weerbarstige kerkmuren er staan.”
De kans op kerkelijke eenheid is om verschillende redenen niet zo groot, schrijven de deputaten. „De toenemende interne verscheidenheid binnen de verschillende kerken, de in de loop van de jaren ontwikkelde eigen cultuur, en de accentuering van verschillen en eigen opvattingen, betekenen belangrijke belemmeringen voor eenheid.” Zij willen de gesprekken echter voortzetten.
De synode sprak de wens uit dat het deputaatschap niet alleen de formele, inhoudelijke gesprekken voert, maar daarnaast meer naar buiten treedt, en helpt bij de organisatie van gezamenlijke bijeenkomsten met aanverwante kerkverbanden rond thema’s als de belijdenisgeschriften. Ook bijzondere herdenkingen zoals rond 450 jaar Heidelberger Catechismus kunnen een aanleiding bieden. Ds. G. J. van Aalst gaf aan dat de herdenking van 400 jaar Dordtse Leerregels in 2018 ook een moment kan zijn voor een gezamenlijke bijeenkomst van de kerken uit de „smalle gereformeerde gezindte”: de kerken waar de GG mee samenspreekt en waarmee „geestelijke herkenning” wordt ervaren.
Ds. G. Clements (Gouda) vroeg als voorzitter van de werkgroep studenten of de kerkelijke verschillen ook een keer te sprake zouden kunnen komen in een bijeenkomst voor studerenden. De predikant wees op een waardevolle interkerkelijke bijeenkomst voor studerenden rond de leerverschillen waaraan ds. A. Vergunst in de jaren zestig deelnam.
Ds. A. Schreuder (Rijssen-Zuid) en ds. W. Visscher (Amersfoort) onderstreepten de behoefte onder jongeren om over het thema kerkelijke eenheid te spreken en geïnformeerd te worden. Ds. C. Hogchem (Genemuiden) sprak zijn aarzelingen hierover uit. „Plaatselijk kan een kerkenraad al moeite genoeg hebben om de wezenlijke verschillen duidelijk te maken.” Ds. Van Eckeveld zei dat het belangrijk is jongeren liefde bij te brengen „voor de kerk waar de Heere ons een plaats in gaf.”