Moderne mens leert in zichzelf te geloven
De westerse mens is er meer en meer van overtuigd dat hij uniek, speciaal en bijzonder is. Maar wat zijn een gezond zelfbeeld en eigenwaarde in het licht van de Bijbel? Hierover laten twee recente Engelstalige publicaties hun licht schijnen. Op gesprek bij een theoloog en een psychiater.
In ”The Big Ego Trip” schetst de Britse psychiater Glynn Harrison een overzichtelijk beeld van de ideologie rond het begrip ”self-esteem” – in het Nederlands zo veel als een positief zelfbeeld of eigenwaarde. Dit begrip is aan het einde van de negentiende eeuw ontstaan en in verschillende psychotherapeutische stromingen verder ontwikkeld. De culturele ontwikkelingen in de jaren zestig en zeventig gaven voeding aan een golf van wetenschappelijk onderzoek.
De volgende stap, tekent Harrison, was de democratisering en popularisering van het ontstane gedachtegoed. In de Verenigde Staten en Engeland ontstonden diverse programma’s om een positieve eigenwaarde te bevorderen. Talrijke jongeren en studenten werd geleerd „in zichzelf te geloven, te waarderen wie ze zijn en te ervaren dat ze het verschil maken.”
Uitgebreid onderzoek naar het verhoopte effect op sociale contacten, risicovol seksueel gedrag en gebruik van verslavende middelen lieten echter geen aantoonbare positieve resultaten zien. Harrison betoogt dat er waarschijnlijk zelfs schadelijke „bijwerkingen” waren. Degenen die al niet positief over zichzelf denken, worden alleen maar negatiever over zichzelf. Veel jongeren hebben somberheidsklachten. En degenen die al positief over zichzelf denken, verliezen hierin snel oog voor de realiteit. Het aantal studenten bijvoorbeeld dat een hoge score op narcisme heeft, is sterk toegenomen.
Harrison maakt in het tweede deel van het boek korte metten met het simplistische ”boosterism”, zoals hij deze eenzijdige aandacht voor een positieve eigenwaarde karakteriseert. Hij trekt vanuit het Evangelie de lijn dat het erom gaat om verrast te worden door genade, niet door onszelf – ”amazed by grace and not by ourselves”. Maria reageerde niet op de boodschap van de engel met een trots: „Kijk eens hoe speciaal ik voor God ben.” Natuurlijk voelde ze zich speciaal, wijst Harrison aan, maar ze zingt een lied van boven zichzelf uit stijgende lof.
Harrison laat met een aantal praktische tips en voorbeelden zien hoe je je dit denken eigen kunt maken en je kunt bevrijden van de angst niet speciaal of bijzonder te zijn.
Ankerpunten
In het boek ”God, Freedom and Human Dignity” steekt de Amerikaanse theoloog Ron Highfield een paar spaden dieper. Hij laat vooral zien hoe de mens anno nu gekomen is tot een „emotivistisch zelf.” Het ontbreekt de mens aan vaste sociale en morele ankerpunten. Hij gaat geen onherroepelijke binding aan met andere personen of principes. Hij eist naar willekeur rechten op, gestuurd door innerlijke emoties en verlangens, niet door zijn relationele, rationele en reële plaats in de wereld. Het zelf bestaat daarmee bij de gratie van het niet ingeperkt zijn van onze wil en onze verlangens. Werkelijke vrijheid wordt alleen gezien en gezocht in onbeperkte mogelijkheden tot zelfverwerkelijking.
Highfield laat zien hoe God door ons hierin wordt ervaren als een concurrent. Hij maakt onbeperkt aanspraak op de dingen die wij voor onszelf willen hebben. Daarom ontkennen, negeren of vleien we Hem.
Met gebruikmaking van inzichten van Bernardus van Clairvaux, Kierkegaard en anderen bouwt Highfield vervolgens op gedegen manier een raamwerk voor een Godgerichte identiteit. Niet een gebrek aan mogelijkheden of beperkingen door Wie God is maken ons onvrij. Ons eigen hart maakt ons onvrij. Highfield laat zien hoe de mens in relatie tot God, Zijn maker, door Christus wordt tot een geliefd en vrij schepsel. Alleen op deze onveranderlijke, universele en relationele grond worden de menselijke waardigheid en zelfwaardering realistisch. Ze hoeven dan niet langer een bestaansrecht te krijgen door verzet tegen iedere vermeende externe belemmering van hun ontplooiing.
Harrison schrijft meeslepend, maar niet altijd helder gedefinieerd en aan het eind soms simplistisch. Highfield is zeer belezen, definieert voorzichtig en gebruikt uitgebreide beschrijvingen; hij komt daarmee tot een diepgaandere analyse en vooral een uitgewerkte christelijke visie op eigenwaarde en zelfbeeld.
Coram meo
Uit beide boeken valt veel te leren om de huidige cultuur te bevatten. De wervingsleus van een onderwijsinstelling in Midden-Nederland drukt het huidig cultureel (zelf)bewustzijn goed uit: „Ik weet wat ik wil. Ik laat zien wat ik kan. Ik ga mijn eigen weg.” Anno nu leven wij ”coram meo”, voor eigen aangezicht, in plaats van ”coram Deo”, voor Gods aangezicht. Onze waarde baseren we sterk op ons vermogen en onze vrijheid om zelf te kiezen hoe we leven en zo „mezelf te zijn.”
Dit verklaart verschillende uitingen van onze huidige cultuur. Jij bent speciaal en bijzonder, wie je ook bent – homoseksueel of heteroseksueel, man of vrouw. Je verdient zonder meer respect en moet leren jezelf te zijn. En als je oud en dement bent en niet meer zelf kunt kiezen, kun je beter zorgen dat je tevoren al een euthanasieverklaring hebt liggen, want dan is dit leven niets meer waard. Zo zul je in geen enkel geval gehinderd worden om jezelf te zijn.
Het zal de mens niet lukken zichzelf uit dit zelfgekozen bestaan te bevrijden en boven zichzelf uit te stijgen. Het christendom biedt als enige een doorwrochte, beproefde en daadwerkelijke uitkomst. „Wat is de mens?” vraagt ieder zich af. „Dat U aan hem denkt”, vult de christen aan.
Boekgegevens
The Big Ego Trip, Glynn Harrison; uitg. Inter-Varsity Press, Nottingham (UK), 2013; ISBN 978 1 84474 620 0; 222 blz.; £ 9,99; God, Freedom en Human Dignity, Ron Highfield; uitg. Inter-Varsity Press Academic, Downers Grove (VS), 2013; ISBN 978 0 8308 2711 4; 227 blz.; $ 22,-.