Hulpverlener gelooft ex-sektelid vaak niet
ARNHEM. Als ex-sekteleden met hun problemen bij hulpverleners aankloppen, worden ze vaak niet geloofd. „Seksueel misbruik in het gezin is wat anders dan in een religieuze groep. Daar is te weinig oog voor.”
Dr. mr. Anton van Wijk van Bureau Beke in Arnhem onderzocht, op verzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie, sekten in Nederland. „Het ging daarbij om de vraag of onze rechtsorde voorziet in de aanpak van sekteleiders en onze hulpverlening goed inspeelt op de behandeling van ex-sekteleden.”
Wat is uw conclusie?
„Met de justitiële kant zit het wel goed, met de hulpverlening niet. Ex-sekteleden die zich met problemen melden bij een ggz-instelling, Bureau Jeugdzorg of de Raad voor de Kinderbescherming worden vaak niet geloofd. Ook hebben hulpverleners weinig affiniteit met mensen die het slachtoffer zijn geworden van religieuze onderdrukking.”
Waar hebben we het dan over?
„Het geven van grote geldbedragen, het niet meer mogen hebben van een privéleven, het verbreken van contacten met familie, seksueel misbruik en zelfs in een enkel geval moord.”
Waarom worden ze niet geloofd?
„Seksueel misbruik komt ook in het gezin voor, maar in een sekte heeft het een andere context. Daar is te weinig aandacht voor. Slachtoffers schamen zich vaak voor wat er is gebeurd. Ze kunnen achteraf niet begrijpen dat ze dingen gedaan hebben waar ieder weldenkend mens zich ver van houdt. Dat maakt de hulpverlening ook moeilijker.”
Om hoeveel sekteleden gaat het?
„In ons onderzoek hebben we ruim tachtig sekten gevonden, maar er zijn er veel meer. De omvang varieert van 4, 5 tot meer dan 2000 leden, maar dat zijn uitzonderingen.”
Wat moet er verbeteren?
„Er is al een meldpunt voor ex-sekteleden, Sektesignaal, maar de maatschappelijke beeldvorming moet veranderen. Het laatste serieuze onderzoek naar sekten dateert van dertig jaar geleden. Inmiddels weten we veel beter welke grote impact een sekte op mensen heeft. Hun problemen zijn goed te behandelen binnen de bestaande hulpverlening, mits er voldoende aandacht is voor de specifieke context.”