Lering trekken uit beter begrip van stank
Zoek de overeenkomst tussen een bedrijf dat veevoer maakt, een staalfabriek en een varkensmesterij. Een antwoord is snel gevonden: in de omgeving kan het stinken. Hoe mensen daarop reageren, hangt af van een vergaarbak aan uiteenlopende factoren. Tijd voor nader onderzoek.
Waarom een Veluwse kippenboer met meewarige blik de stadsmens beziet die de neus ophaalt voor landelijke luchtjes, lijkt voor de hand te liggen. Hij is immers vertrouwd met de geuren die hem dagelijks omringen. Zij zijn onlosmakelijk verbonden met de bron van zijn bestaan. Stank? Hij ruikt het niet eens.
Daartegenover staat de stedelijke bezoeker van het platteland, om het contrast maar even zo scherp mogelijk te maken. Onthecht van zijn natuurlijke leefomgeving moet hij uiteenlopende geursignalen proberen te duiden. Lukt eigenlijk wel best ook. Want wat doet die boslucht weldadig fris aan. Maar die stank - eenvoudig niet te harden. Wat moeten die boeren daar tussen de bossen?
Omwonenden van een bedrijf dat stankoverlast veroorzaakt, kunnen al ziek worden van de geur alleen. Dat is vreemd, zolang de stof in een concentratie voorkomt die geen lichamelijke effecten kan veroorzaken. Het gemakkelijkste is op dit verschijnsel het etiket aanstelleritis te plakken. Wat onterecht is, want de reden waarom mensen verschillend op geur reageren, is een nog bijkans onontgonnen onderzoeksterrein.
Maar daarin komt verandering. Aan Wageningen Universiteit gaat Monique Smeets onderzoeken hoe het zit met de wisselwerking tussen lichaam en geest bij het omgaan met stank. Een beurs in het kader van de prestigieuze ”vernieuwingsimpuls” van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) stelt haar daartoe in staat. „Wat ik doe, heeft veel raakvlakken met experimentele psychologie”, licht de medewerkster van de vakgroep Agrotechnology & Food Innovations toe.
Met deze constatering raakt de Wageningse wetenschapper meteen aan de kern van het onderzoek. Ziek worden van geuren is immers tot op heden vooral een kwestie van exact meten en precies weten. Als iemand in aanraking komt met een te hoge dosis van een bepaalde stof, kan dat zijn gezondheid schaden. Een vleugje ammoniak kan weinig kwaad, maar met je neus boven de fles hangen, is andere koek. Wie het fijne van dit vakgebied wil weten, moet een toxicoloog raadplegen. Voor de psycholoog is hier geen plaats.
Toch is de invloed van gevoelens zeer zeker van wezenlijk belang bij de waarneming van geur, vindt Smeets. „De interpretatie die mensen geven aan chemische vluchtige stoffen in de lucht hebben weerslag op hun welzijn en gezondheid. Het is goed mogelijk dat mensen klachten ervaren, terwijl een toxicoloog zegt: Wat zit je te zeuren, dat kan bij een zo lage concentratie helemaal niet. Ik zeg, laten we eens naar die waarnemer kijken. Wat roept zijn reacties op?”
Er zijn twee manieren om stoffen waar te nemen, doceert de Wageningse wetenschapper. De eerste is reuk. „Dat treedt vaak bij lage concentraties al op. Veel mensen zijn heel gevoelig voor geur.” De tweede gaat in vaktermen onder de term „sensorische irritatie” gebukt. Wie ooit wel eens in een ui aan het snijden is geweest, voelt wel aan wat hiermee wordt bedoeld. „Het lichaam reageert direct in een reflex om de stoffen uit het systeem te verwijderen.”
Voor de meeste stoffen geldt dat de irritatiegrens in een later stadium wordt bereikt dan de geurgrens. Uit toxicologisch oogpunt is dit een logisch verhaal. Niet logisch daarentegen is dat mensen klachten hebben die zouden moeten optreden vanaf de irritatiegrens, terwijl de concentratie van de stof echter nog zo laag is dat de geurgrens amper is overschreden. Plat gezegd: Volgens de gangbare theorie kan een mens niet ziek worden van vieze lucht. Stadse kuren, zou de Veluwse kippenboer zeggen.
Uitgangspunt voor het onderzoek van Smeets is dat de mentale gesteldheid van mensen wel eens een grotere rol kan spelen dan tot nu toe werd aangenomen. „Als iemand een akelige geur waarneemt, activeert dat allerlei lichaamsprocessen zoals zweten, hartkloppingen en een onregelmatige ademhaling. Dat kan tot een sneeuwbaleffect leiden, zonder dat de betreffende persoon daarover controle heeft. Van de onderliggende mechanismen wil ik een beter begrip krijgen.”
Het verwerven van meer kennis kan leiden tot een beter overheidsbeleid met betrekking tot onder andere overlast van geur, verwacht Smeets. Maar zitten boeren nu echt te wachten op het toevoegen van een nieuwe geurcomponent aan de klassieke stankcirkels? „Dat is zeker niet de bedoeling”, lacht ze. „Ook boeren zijn gebaat bij een beter begrip.”
De psychologie van de stank heeft volgens Smeets juist een bijzonder praktische invalshoek. „Ik stel vast dat veel besluiten worden genomen op basis van niet-weten. Het ontkennen van effecten die er zijn, maakt problemen slechts groter. Net als geluid is geur een factor van belang. Tot nu toe heeft geur in tegenstelling tot geluid weinig prioriteit op de verschillende agenda’s. Terwijl alleen al het verstrekken van goede informatie vermindering van overlast kan teweegbrengen.”