Vanaf Jeruzalem
Romeinen 1:16
„Eerst de Jood…”
Het enige waarop ik bij u wil aandringen, is dat wij, als wij onze zendelingen tot de heidenen doen uitgaan, nooit moeten vergeten te beginnen vanaf Jeruzalem. Als Paulus tot de heidenen gezonden wordt, laat Petrus dan ook gezonden worden tot de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn. Laat de zending onder Israël niet de minste plaats bekleden in uw harten. Beschouw haar niet als een toevoegsel aan de overige werkzaamheden van onze kerk, maar laat op de bodem van uw harten en op de banier van onze gezegende kerk geschreven staan: Eerst de Jood, en: Beginnende vanaf Jeruzalem.
Laten we verder bedenken dat er een groot loon aan verbonden is. „Ik zal zegenen, die u zegenen en vervloeken, die u vloeken.” „Bidt om de vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen.” Dit hebben wij in onszelf bevestigd gezien. Terwijl we van land tot land reisden, gevoelden wij dat een onzichtbare hand de weg voor ons bereidde. Hoewel wij gevaren doorstaan hebben op zee, gevaren in de woestijn, gevaren in ziekte en gevaren van de heidenen, heeft onze Heere ons uit die alle verlost. Als het God behaagt onze hooggeachte medebroeders, die met ons aan deze zending deelnamen, weer op te richten, zullen wij ruime stof hebben om in te stemmen met de betuiging: in de onderhouding van Zijn geboden is grote loon!
Robert Murray M’Cheyne predikant te Schotland
(”Het leven en de nagelaten geschriften”, door Andrew Bonar, 1856)