Kerk & religie

Moderne devotie gaf de landbouw een nieuwe impuls

TER APEL. De moderne devotie hield zich niet alleen bezig met geestelijke lectuur, maar ook met de landbouw. De beweging bracht de zogenoemde ”uithofeconomie” tot nieuw leven, stelde prof. dr. J. A. Mol zaterdag in Ter Apel vast.

Van een medewerker
7 October 2013 10:50Gewijzigd op 15 November 2020 06:15

Het hoofd van de afdeling geschiedenis van de Fryske Akademy hield een lezing over het landbouwwerk van kloosters in de middeleeuwen tijdens de Dag van de Nederlandse Kerkgeschiedenis. Deze dag, die werd georganiseerd door de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis, voerde de deelnemers langs drie middeleeuwse kerken in Groningen.

De kerkhistorici bezochten het klooster en de kerk in Ter Apel, de Mariakerk in Krewerd en de Kloosterkerk in Ten Boer. Dr. J. A. E. Kroesen, docent kunstgeschiedenis van het christendom aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), leidde de ongeveer veertig belangstellenden rond. Dr. J. R. Luth, als hymnoloog verbonden aan de RUG, bespeelde het middeleeuwse orgel, een van de oudste van Nederland, in de kerk van Krewerd. Hij speelde onder meer de Winsumer Orgeltabulatuur uit de 14e of 15e eeuw.

Na de bezichtiging van het klooster en de kerk in Ter Apel sprak prof. Mol over ”Moderne devoten in het moeras”. Hij 
vertelde dat de Nederlandse kloosters in de twaalfde en de dertiende eeuw veel landbouwgrond in bezit hadden. Die zogenaamde uithoven of voorwerken van de kloosters waren vaak tientallen hectaren groot en lagen soms ver van het klooster af. 
Zo had de abdij Ter Doest bij Brugge een uithof bij Kattendijke in Zuid-Beveland, en was bijna heel het eiland Marken een uithof.

Het werk op de kloosterboerderijen gebeurde door monniken en lekenbroeders. Door crises in het kloosterwezen functioneerde het uithofsysteem vanaf de veertiende eeuw veel minder en gingen de kloosters over tot het verpachten van de uithoven aan boeren.

De moderne devoten zorgden echter voor een doorstart, aldus Mol. De moderne devotie was een hervormingsbeweging binnen de Rooms-Katholieke Kerk, met als bekende vertegenwoordigers Thomas a Kempis en Geert Groote. Behalve het klooster in Ter Apel waren onder meer de kloosters Frenswegen (bij Nordhorn in Duitsland), Albergen (bij Almelo) en Sibculo op de leest van de moderne devotie geschoeid. De monniken en lekenbroeders ontgonnen land en hielden zich bezig met de landbouw.

Het klooster Sibculo in Overijssel, waarvan nu alleen nog maar een put over is, werd in de vijftiende eeuw gesticht. Het was een eiland in het veen en had een aantal uithoven, onder andere Striepe, dat midden in het moerasland lag. De cisterciënzer monniken en de lekenbroeders ontgonnen land en hielden zich bezig met de landbouw. Zo was er een molen om graan te malen en waren er opslagplaatsen voor graan dat over de Vecht vervoerd werd.

Mol concludeerde dat de revitalisering van het uithofsysteem in de vijftiende eeuw wel succesvol was, maar dat het niet de bloei bereikte van twee eeuwen daarvoor. De oude orden hielden zich niet meer bezig met het uitfhofsysteem. Ze waren tevreden met het verpachten van het land en verdienden goed aan de opbrengst ervan.

Rond 1500, nog voor de Hervorming, liep het nieuwe uithofsysteem echter spaak. Dat had vooral te maken met een gebrek aan lekenbroeders, aldus prof. Mol. In de twaalfde en de dertiende eeuw waren er vaak drie lekenbroeders tegenover één monnik aan een klooster verbonden. In de vijftiende eeuw was het aantal lekenbroeders en monniken ongeveer gelijk en daarna daalde het aantal lekenbroeders.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer