Kerk & religie

Studiedag GKV belicht positie van kerk ten opzichte van de Joden

KAMPEN. Wat hebben de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) met Israël? Heeft het Joodse volk een bijzondere positie in vergelijk met andere volken? Wat is de taak van de christelijke kerk ten aanzien van de Joden? Hoe gingen en gaan de GKV en andere gereformeerde kerken met Israël om?

Van een medewerker
7 October 2013 08:36Gewijzigd op 15 November 2020 06:15
KAMPEN. Jan Haveman, voorzitter van Yachad, opende de studiedag over Israël aan de Theologische Universiteit te Kampen.   beeld Dick Vos
KAMPEN. Jan Haveman, voorzitter van Yachad, opende de studiedag over Israël aan de Theologische Universiteit te Kampen.   beeld Dick Vos

Over deze actuele en brandende vragen in de GKV organiseerde Yachad in samenwerking met de Theologische Universiteit Kampen (TUK) vrijdag een studiedag met als thema: ”De GKV heeft (n)iets met Israël?!” Yachad is een organisatie binnen de GKV die zich inzet voor de Evangelieverkondiging onder de Joden. De studiedag trok zo’n negentig belangstellenden.

Dr. G. van Klinken, docent kerkgeschiedenis aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) te Amsterdam, zei in zijn lezing over ”De Gereformeerde Kerken en Israël tot 1944” dat de centrale plek van de predestinatieleer in de 16e-eeuwse Republiek merkwaardig genoeg de grond was voor de verdraagzaamheid van de Joodse minderheid. Als het ware geloof immers een geschenk is, dan zijn andersgelovigen niet slechter en daarom werd het Jodendom in de calvinistische Republiek ruimte gegund.

Omgekeerd sloot de orthodox-Joodse opvatting van de predestinatie goed aan bij de calvinistische. De scheiding van kerk en staat in 1795 was voor Joden ongunstig. De verhouding werd pas echt verstoord bij de invoering van de nieuwe Grondwet in 1848. Toen kwam er absolute vrijheid van meningsuiting, wat sommige kerken aangrepen voor agressieve evangelisatie onder de Joden.

In de Gereformeerde Kerken van de negentiende eeuw waren de verschillen tussen de afgescheidenen en dolerenden merkbaar. De eersten sloten nauw aan bij de opvattingen tijdens de Republiek, terwijl Abraham Kuyper en zijn volgelingen meer „Amerikaans-arminiaans” dachten en de Joden dwongen tot een geloofskeus. Weigerde een Jood, dan werd hij als een moedwillige tegenstander beschouwd.

Dr. Van Klinken ging in op de houding van de gereformeerden bij de komst van de Duitse bezetting. Hij vond het een intrigerende vraag waarom gereformeerden verhoudingsgewijs zo geneigd waren onderduikadressen aan Joden te bieden. „Het is opvallend hoeveel Joden met dit soort onderzoeken bezig zijn, terwijl gereformeerden dit laten liggen. Hier ligt een groot onderzoeksterrein.”

Drs. Aad Kamsteeg, journalist en lid van de raad van toezicht van Yachad, zei dat gereformeerden zich haast vanzelfsprekend verbonden voelen met Joden en Israëliers, maar wel met de christelijke Palestijnen rekening moeten houden. In feite staan christelijke Palestijnen qua geloofsovertuiging dichter bij ons dan de meeste Joden. Wat betreft de relatie met het Jodendom en Israël, riep Kamsteeg de GKV op tot een meervoudige loyaliteit, met Joden (al dan niet Messiasbelijdend) en met christelijke en niet-christelijke Palestijnen.

De nieuwtestamenticus van de TUK, dr. P. H. R. van Houwelingen, hield een Bijbelstudie over Romeinen 9:3-5. Omdat de grondtekst geen komma’s kent, is het niet duidelijk of deze lofprijzing op God de Vader slaat of op God de Zoon. Van Houwelingen voelde het meest voor de weergave van de NBV en de Herziene Statenvertaling, die de lofprijzing op God de Zoon laat slaan.

De GKV-predikant ds. J Krijtenburg sprak over ”De GKV en Israël – de moeizame verhouding tot nu toe”. Ds. Krijtenburg meende dat de besluiten van de synode van de GKV in 1951 in Kampen beslissend zijn geweest. Toen werd de zending onder de Joden verwezen naar de onafhankelijke plaatselijke kerken en niet als een zaak van de synode gezien.

Ds. A. Visser, hervormd predikant in Garderen, sprak over ”Israël uniek”. Volgens hem is er veel verwarring over de term Israël. Israël wordt in de Bijbel als een „door God geplante olijfboom” omschreven. God kan veel met die olijfboom doen, maar de wortel blijft altijd.

Ds. Visser betwijfelde of deze wortel helemaal gelijk is aan Israël. „Wel is deze wortel alles wat God aan Abraham geloofde in het kader van het verbond. Zonder Israël geen kerk. Maar niet alleen de christelijke kerk, ook het volk der Joden wordt door deze wortel gedragen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer