Doodsnood
Romeinen 1:16
„Eerst de Jood…”
Als een schip op het punt staat te zinken, strekken de vlugge zeelieden eerst de hand tot redding uit naar hen die het meest in gevaar verkeren. Zullen wij niet hetzelfde doen naar het arme Israël? De golven van Gods toorn zullen Israël het eerst verzwelgen. Zullen wij dan niet trachten hen gevestigd te zien op de Rots, Die Zich hoog boven die golven verheft? Hun toestand is wanhopiger dan die van andere mensen. Zullen wij dan de goede Medicijnmeester niet tot hen brengen, Die hun alleen gezondheid en genezing schenken kan?
Want het Evangelie is de kracht Gods tot zaligheid, eerst de Jood en ook de Griek. Ik richt me ook tot u, van wie de toekomst veel overeenkomsten heeft met die van Israël. Tot u, die het Woord van God bezit, maar tot heden niet hebt geloofd. U die neerzit onder de schaduw van getrouwe predikers en desondanks onbekommerd en onbekeerd blijft, u die niet onder de schaduw van Christus’ vleugels wilt schuilen, bedenk dat uw benauwdheid gelijk zal zijn aan die van de ongelovige Jood.
Stelt u zich de verbazende liefde van Christus voor, dat Hij het Evangelie eerst tot u heeft gebracht. Hoe meer uw zonden zijn als scharlaken en rood als karmozijn, des te onvoorwaardelijker wordt het bloed van Christus u aangeboden. Dat kan u witter maken dan sneeuw.
Robert Murray M’Cheyne, predikant te Schotland
(”Het leven en de nagelaten geschriften”, door Andrew Bonar, 1856)