De Psalmen, eerder van graniet dan van klei
KAMPEN. De Psalmen zijn eerder van graniet, weerbarstig genoeg om niet elke uitleg mogelijk te maken, dan van klei – dat je kunt kneden zoals je wilt.
Dat schrijft prof. dr. Jochem Douma in het eerste deel van een nieuw commentaar op de Psalmen (uitg. Brevier, Kampen; 348 blz.; € 29,90, tot 1 november € 24,90). Deel 1 bevat een verklaring van de Psalmen 1 tot en met 41. Prof. Douma denkt dat deel 2 eind 2014 zal verschijnen.
Zijn commentaar is een uitvloeisel van de site gereformeerdkerkblijven.nl, waarop prof. Douma kritiek uit op de ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en zich bezighoudt met uitleg van het Oude Testament. Onder meer legde de emeritus hoogleraar in de ethiek aan de Theologische Universiteit te Kampen zich toe op uitleg van het Psalmenboek.
Prof. Douma bespreekt iedere psalm volgens een vast patroon. „Met vreugde” raadpleegde hij ook andere uitleggers, van de rabbijnen uit de middeleeuwen, via de reformatoren tot recente commentaren. „Zij leerden mij”, schrijft de auteur, „een Psalm beter te begrijpen, ook al zijn sommige commentaren eeuwen geleden geschreven. (…) Iedereen die exegetiseert, moet soms uit een serie mogelijkheden kiezen. Toch kun je daarom met een Psalm niet alle kanten op. Verschil in uitleg van details betekent niet dat de commentaren het over de hoofdlijnen van een Psalm doorgaans oneens zijn. De Psalmen zijn eerder van graniet, weerbarstig genoeg om niet elke uitleg mogelijk te maken, dan van klei, dat je kunt kneden zoals je wilt.”
Wat voegt uw commentaar toe aan de vele Psalmencommentaren die er reeds zijn?
„Natuurlijk is er al veel moois geschreven over het boek Psalmen. Ik kan wel twintig namen noemen van theologen die over Psalmen prachtige dingen hebben geschreven. Niemand begint bij het punt nul. En ieder doet zichzelf en anderen tekort als hij niet dankbaar van vroegere uitleggers gebruikmaakt. Tegelijk geldt dat er elke tijd weer uitleggers nodig zijn om Gods Woord in de omstandigheden van hun eigen tijd door te geven. Dat deden Augustinus, Calvijn en Franz Delitzsch. Dat deed Spurgeon in Engeland en dat deden vader en zoon Ridderbos in eigen land. Ik durf wel te zeggen dat ik een methode gebruikt heb die men niet zo vaak onder ogen krijgt.”
Het opschrift ”Een psalm van David” betekent voor u nog niet dat David ook werkelijk de dichter was.
„De aanduiding ”van David” kan ook betekenen ”uit de bundel van David”. Niet elk psalm hoeft dan door hemzelf gedicht te zijn. Kan de historische David bijvoorbeeld zeggen dat hij „zich buigt naar Uw heilige tempel” (in de Psalmen 5, 26, 27, 65), terwijl de tempel pas na zijn dood gebouwd werd? We moeten ook de mogelijkheid openhouden dat David gedichten heeft kunnen schrijven over anderen, zonder dat de ik-figuur in de psalm zelf David moet zijn.”
Hoe ziet u de plaats van de Psalmen te midden van de overige boeken van het Oude Testament?
„Daarvan zijn allerlei mooie typeringen gegeven. Ik geef door wat Luther ervan zei: „U kijkt in het boek Psalmen de heiligen in hun hart.” De psalmwoorden, zegt Luther, „raken ons meer dan die van de knapste redenaar.” Daar herken ik mij in. Ik zou niet over de Psalmen kunnen schrijven zonder dat ik erdoor geraakt was.”
Het boek Psalmen staat zo ongeveer in het midden van elke Bijbeleditie. „Het heeft voor de christen een centrale plaats, alleen al als we denken aan ons zingen in de kerk. Jammer genoeg zijn er tegenwoordig velen die liever een opwekkingslied dan een psalm zingen. Maar het is voor ons geestelijk leven onmisbaar om over Gods liefde en Zijn toorn na te denken en in de woorden van het boek Psalmen onze vreugde of ons verdriet uit te drukken.”