Commentaar: Blauwe plekken
„Mevrouw, uw zoontje heeft wel veel blauwe plekken op zijn lijfje. Daar moeten we toch eens verder naar laten kijken. We gaan dit voorleggen aan het Meldpunt Kindermishandeling.” Er zijn toegewijde moeders die dit tijdens een bezoek aan het consultatiebureau hebben meegemaakt. Zo’n mededeling is ingrijpend. Er wordt feitelijk openlijk getwijfeld aan hun liefde en zorg voor hun kind.
Het verweer dat de dreumes nogal bijdehand is en op onbewaakte ogenblikken de trap beklimt om er vervolgens van af te tuimelen, mag niet baten. Er komt een nader onderzoek. Ook al blijkt achteraf dat de moeder voluit de waarheid heeft gesproken, het feit dat ze even verdacht is geweest van onzorgvuldigheid of mishandeling van haar kind laat soms blijvende psychische schade na bij zo’n vrouw.
Het voorval is niet uit de lucht gegrepen, ook al is het een uitzondering. Het onderkennen van kindermishandeling vraagt deskundigheid van artsen, verplegers en hulpverleners om de signalen te onderkennen en te duiden. Niet elke blauwe plek of elk gat in het hoofd is een teken dat het thuis niet pluis is. Daarom kan een dosis nuchterheid bij artsen en hulpverleners geen kwaad. Het ene kind is een pechvogel en stoot zich nogal eens, terwijl het andere nooit iets overkomt.
Tegelijk is het waar dat er in ons land nog altijd te veel gevallen van kindermishandeling onopgemerkt blijven of in ieder geval niet gemeld worden. Instanties voor jeugdzorg schatten dat in ons land jaarlijks honderdduizend kinderen slachtoffer zijn van mishandeling. Veruit de meesten van hen ondergaan dit bij hen thuis. Dat is ernstig. Daardoor lijden kinderen onnodig. Ze zijn niet veilig op de plek waar ze maximale bescherming en zorg zouden moeten ontvangen.
Artsen, consultatiebureaus en ziekenhuizen zullen daarom met spoed actie moeten ondernemen. Dat betekent niet alleen dat de protocollen in orde moeten zijn, dat ook, maar vooral dat de nodige expertise wordt verworven. Op dat punt mankeert er nog wel het een en ander aan. Dat sommige ziekenhuizen veel lagere meldingscijfers hebben dan andere, zou hiervan een indicatie kunnen zijn.
Overigens is met het tijdig onderkennen van de signalen de strijd nog lang niet gewonnen. Het is er slechts het begin van. Als eenmaal duidelijk is dat kinderen thuis niet (voldoende) veiligheid, bescherming en zorg krijgen, zullen hulpverleners in actie moeten komen. Vaak is degene die kindermishandeling signaleert immers niet de aangewezen persoon om het probleem aan te pakken.
Ook bij de hulpverlening zijn er punten te verbeteren. Soms krijgen ouders te maken met een leger aan hulpverleners die elk hun eigen punt willen maken. Er zou in de strijd tegen kindermishandeling al veel gewonnen zijn als betrokken gezinnen met één instantie en één hulpverlener te maken kregen. Daardoor kan een integrale aanpak van het probleem veel gemakkelijker verlopen.
Dat vraagt wel een andere organisatie van de jeugdhulpverlening. Anders blijft het mishandelde jongetje of meisje het kind van de rekening.