Parijs en Berlijn willen de macht in vergrote EU
Is het echte liefde voor elkaar of is het tactiek? Of misschien van beide een beetje? Frankrijk en Duitsland laten er in ieder geval geen twijfel over bestaan dat ze eropuit zijn gezamenlijk de macht uit te oefenen binnen de straks uitgedijde Europese Unie.
Niet zelden klinkt van de kant van de kleinere lidstaten de vrees voor een overheersing door de grootmachten. En in de praktijk maken die inderdaad vaak de dienst uit. Na de uitbreiding met tien nieuwe leden, volgend jaar op 1 mei, zullen de twee toonaangevende naties waarschijnlijk nog meer dan voorheen de handen ineenslaan. Dat biedt immers de beste waarborg om binnen een zo omvangrijk gezelschap en in een kakofonie van opvattingen en wensen niet de regie kwijt te raken.
De nauwe betrekkingen tussen de betrokken buurlanden hebben altijd al hun functie bewezen als aanjager voor de Europese eenwording. Veel stappen op de marsroute van dat project kwamen tot stand nadat juist hun leiders in een onderonsje een compromis hadden gevonden. Mitterrand en Kohl kenmerkten zich wat dat betreft als een succesvol duo. We kunnen onder meer denken aan de plannen voor de monetaire integratie, die uiteindelijk resulteerden in de invoering van de gemeenschappelijke munt.
Af en toe traden er haperingen op in de traditionele Frans-Duitse as, maar na de herverkiezing van president Chirac en bondskanselier Schröder in 2002 draait die weer op volle toeren. Sinds de heren vorige herfst een deal sloten over de uitgaven voor het landbouwbeleid, en daarmee de weg effenden voor de toetreding van de kandidaten uit het voormalige Oostblok, lijken Parijs en Berlijn hechter met elkaar om te gaan dan ooit tevoren.
De eensgezinde stellingname eerder dit jaar in de kwestie-Irak, waarbij zij een gesloten front vormden in de oppositie tegen de koers van de Amerikanen, heeft de banden verder versterkt. En wat te denken van hun verzet tegen een strikte handhaving van de regels van het stabiliteitspact? Duitsland was in het verleden de motor achter de totstandkoming van die afspraken over een stringente begrotingsdiscipline. Frankrijk sputterde destijds tegen. Maar thans zien we dat onze oosterburen in het debat op dit terrein onverkort voor dezelfde lijn kiezen als de Fransen. Het bevestigt de nauwe relatie.
Ook aan symboliek geen gebrek. Illustratief was het novum tijdens de EU-top van vorige maand. Schröder moest op de slotdag van dat overleg om dringende redenen van binnenlandspolitieke aard thuis in het parlement aanwezig zijn. Hij nodigde Chirac uit om voor hem de honneurs waar te nemen in de vergadering met de Europese collega’s. En dus spraken de twee grote lidstaten bij die gelegenheid letterlijk met één mond.
Deze week onthulde het Franse dagblad Le Monde dat in de hoofdsteden inmiddels wordt nagedacht over het oprichten van een Frans-Duitse unie, die als kopgroep moet opereren in de EU. Ze kan in het bijzonder van dienst zijn als er onverhoopt geen overeenstemming valt te bereiken over de Europese grondwet, zoals die is voorbereid door de conventie onder aanvoering van oud-president Giscard d’Estaing. In die situatie zouden Parijs en Berlijn langs die weg het initiatief volledig naar zich willen toetrekken.
Premier Raffarin bevestigde het bericht min of meer. Hij verklaarde in een reactie: „Als het Europa van 25 landen mislukt, wat blijft er dan nog over voor Frankrijk? Een verdere Frans-Duitse toenadering.”
Minister van Buitenlandse Zaken De Villepin bejubelde eveneens de vriendschap. „Frankrijk en Duitsland zijn beide toegewijd Europees. De EU zal sterker worden op basis van de voortdurend herhaalde wens van deze landen om in groeiende mate samen te werken”, aldus de bewindsman in een radio-interview. Hij ontweek overigens vragen over de concrete invulling van zo’n unie en gaf bijvoorbeeld niet aan of hij het mogelijk acht dat de beoogde eenheid uitmondt in een gezamenlijke permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad.
Sommige politieke commentatoren beschouwen het als echte passie voor de onderlinge as. Maar waarschijnlijk is de retoriek en de toekomstdromerij zeker ook bedoeld om onwillige EU-lidstaten in de discussie over de grondwet te waarschuwen. Met name Spanje en Polen liggen dwars. Zij eisen meer invloed binnen de nieuwe opzet van de Unie dan wordt voorzien in het ontwerp van de conventie en dreigen anders een besluit te blokkeren.
De intergouvernementele conferentie (igc) nadert langzamerhand het beslissende stadium. Op 12 en 13 december beleven we tijdens een top in Brussel de finale. Dat is tenminste de bedoeling. Niemand durft echter te voorspellen of huidig EU-voorzitter Italië inderdaad zal slagen in zijn missie om dan de onderhandelingen met een alomvattend akkoord af te ronden.
Duitsland en Frankrijk willen zo weinig mogelijk wijzigingen in het concept. Ze zeggen de partners de wacht aan. Als die de zaak laten stuklopen, nemen zij nog nadrukkelijker dan thans het heft in handen en heeft de rest het nakijken.