COGG: erfenis kerk vérdeeld in plaats gédeeld
Het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte (COGG) heeft donderdag in Putten zijn vijftigjarig bestaan herdacht. De bijeenkomst trok een volle zaal met bekenden uit de breedte van de gereformeerde gezindte.
Wij hebben de erfenis die wij moesten delen, vérdeeld. Zodat we elkaar laten scheefgroeien, met als gevolg vereenzijdiging, stelde ds. A. J. Mensink, voorzitter van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland, donderdag tijdens de herdenkingsbijeenkomst van vijftig jaar COGG.
De bijeenkomst heeft iets weg van een reünie. Veel herinneringen worden opgehaald in de pauzes en tijdens de broodmaaltijd. Enkele highlights van het COGG laat VU-historicus prof. dr. Fred van Lieburg de revue passeren. Het is een greep uit zijn historisch overzicht in het jubileumboek ”Verscheurd verlangen”. „Vijftig jaar geleden was de eenheid ver te zoeken, nu nog verder. Het COGG was aan de ene kant hard nodig, maar heeft aan de andere kant de verdeeldheid niet kunnen voorkomen. Het resultaat blijft toch tien keer gereformeerd. Dat is het probleem waar we nog steeds voor staan.”
Het jubileumboek wordt aangeboden aan prof. dr. W. van ’t Spijker, ds. C. Blenk en A. de Visser. Dr. Van ’t Spijker was van 1971 tot 1980 deputaat eenheid van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Ds. Blenk was een tijd lang COGG-secretaris/voorzitter. De Visser is de oudste participant van de Gereformeerde Gemeenten binnen het COGG, op persoonlijke titel vanaf 1980. „U bent het vleesgeworden voorbeeld van de kleine oecumene”, typeert ds. Van der Kraan hem.
„We hoeven niet in mineur te zijn”, stelt secretaris drs. I. A. Kole in zijn openingswoord. „We hebben een levende Koning, Die Zijn kerk leidt.” Voorzitter ds. P. van der Kraan benadrukt het bescheiden doel van het COGG. „Eenheid kunnen we niet maken, want dan forceren we die, en daarvan hebben we geen vrolijke voorbeelden gezien in het verleden. Al hebben we niet het gereedschap om eenheid te maken, we zijn wel facilitair bezig geweest aan die eenheid vorm te geven.”
Ds. Mensink prijst de eensgezindheid die de Gereformeerde Bond de afgelopen vijftig jaar in het COGG ervoer. „Veel van wat wij in de Nederlandse Hervormde Kerk, en nu in de Protestantse Kerk, misten als het gaat om het belijdende spreken en leven van de kerk, dat vonden wij bij u. In de kring van het COGG en zijn participanten werden wij gesterkt in het lijden áán de kerk en het strijden ín de kerk.”
Helaas moest de voorzitter van de Gereformeerde Bond erkennen dat de gereformeerde erfenis uit elkaar is gevallen. „Bij iedere scheuring in het verleden zijn accenten gelegd, kerkverbanden kregen eigen typeringen, om ons daarmee te verheffen boven wat mínder gereformeerd is, mínder zuiver. Heiligen kennen slechts ten dele en hebben elkaar nodig. Dat staat haaks op het claimen van een bestaansrecht van welke kerk dan ook, en haaks op de pretentie de ware of zuivere voortzetting van de oorspronkelijke gereformeerde kerk te zijn.”
Ds. A. Snoo, vrijgemaakt predikant te Leiden, ziet de bijeenkomst als een voorbereiding van een bruiloft, de verwachting van de wederkomst van Christus. „Laten we vooral niet zuchtend bij elkaar zijn. Er is een bruiloft op komst! Een bruiloft die soms verder weg leek dan ooit. De bruid heeft de Bruidegom wel op de proef gesteld. Maar het gáát ervan komen. Dankzij het geduld, het doorzettingsvermogen, de ongelofelijke inzet van de Bruidegom.”
Ds. P. L. D. Visser, christelijk gereformeerd predikant te Ede en bestuurslid van het COGG, geeft een toekomstperspectief. „Ik droom van kerken die elkaar helpen om eenzijdigheden te boven te komen. Die elkaar helpen om een weg te vinden tussen de klippen van wereldmijding en wereldgelijkvormigheid, van objectivisme en subjectivisme, van populistische prediking en verstikkende herhaling van clichés, van onkerkelijk en kerkistisch denken.”
Hij pleit voor een „gereformeerd-katholiek convent van kerken.” „Spoedig zal er een nieuwe, een jonge generatie opkomen, die de subtiele onderscheidingen tussen kerken van u en mij niet meer kan en niet meer wil meemaken. Zal er dan werkelijk gereformeerd kerkelijk leven kunnen blijven voortbestaan, dan is het tijd om nu te hándelen.”
Prof. Van ’t Spijker nu positief over COGG
Prof. dr. W. van ’t Spijker, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis in Apeldoorn, heeft zijn reserves tegenover het COGG laten vallen. Als deputaat eenheid van de Christelijke Gereformeerde Kerken maakte hij kennis met het COGG. Prof. Van ’t Spijker haalde in 1993 stevig uit naar het COGG. Hij zei destijds dat het orgaan geen stap verderkwam. „Als het geen tijdverspilling is, dan is het in ieder geval verspilling van geld.” Het had wat kunnen worden als het COGG een convent van kerken was geworden.
Nu –anno 2013– is prof. Van ’t Spijker toch positiever gestemd. „Het COGG is in ieder geval een middel om kerken bij elkaar te brengen en te wijzen op de noodzaak van de eenheid.” Het begrip ”gezindheid” is een term die teruggaat naar de 19e eeuw, toen er gesproken werd over gezindheden. Groen van Prinsterer sprak over de gereformeerde gezindheid. „Het woord ”gereformeerd” blijft beloftevol. Als dat er niet meer is, is de tijd rijp om ons op te heffen. Het gereformeerde heeft toekomst omdat de záák ervan toekomst heeft. Gereformeerd wil zeggen: het belijden van de genade, tot in de verkiezing toe. Het is genade om van genade te leven.”
Büdgen: Jeugd knapt af op gekissebis
Reformatorische jongeren knappen vooral af op het gekissebis in eigen kring, de als onveranderlijk gepresenteerde regels en de geringe flexibiliteit bij ouderen richting jongeren, stelde onderwijsman W. Büdgen gisteren tijdens de COGG-bijeenkomst. „Het niet kunnen omgaan met verschillen door ouderen is een belangrijke oorzaak van het niet-eigenen van de kernen van de gereformeerde leer. Sommige jongeren trekken uit het feit dat zij veel niet begrijpen zelfs de conclusie: dan zal het wel niet voor mij zijn.” Identificatiefiguren zijn erg belangrijk. „Jongeren kijken naar ons of wij toegevoegde waarde hebben. Dat is hét middel om grote gedachten van de Heere te kweken.” Büdgen pleit voor de inbreng van christenen in de kerk die midden in de seculiere wereld hun beroep uitoefenen. „Zij hebben het besef van de echte fronten. Mensen in de biblebelt verliezen soms hun scherpte. Jongeren kennen echter geen andere werkelijkheid dan die geseculariseerde wereld. Zij kunnen afhaken op reformatorische scholen, maar later komen de Bijbelse wortels weer naar boven, juist in de confrontatie met de moderne wereld.”