Prof. De Ruijter: Eerst luisteren, dan preken
KAMPEN. In de verwarring van de postmoderne samenleving mag een predikant geestelijk leidinggeven. „In de preek moet naar voren komen dat het gaat om alles van jezelf los te laten en je gelovig over te geven aan God”, zegt prof. dr. C. J. de Ruijter. De Kamper hoogleraar breekt in een deze week verschenen boek dan ook een lans voor een luisterende houding van de gemeente.
Goedkeurend bekijkt de gereformeerd vrijgemaakte hoogleraar de omslag van ”Horen naar de stem van God” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer). „Je ziet een gezicht dat luisterend omhoogkijkt, naar het licht. Daarom gaat het. Wij mensen moeten leren luisteren naar God. Ook een predikant. De vraag voor hem is: ben je voor je gaat spreken eerst biddend bij God geweest? Preken is in gehoorzaamheid aan God het Woord bij mensen brengen.”
Het nieuwe boek over de predikkunde, de homiletiek, is volgens prof. De Ruijter in de gereformeerde traditie een vernieuwende bijdrage sinds in 1926 ”De gereformeerde homiletiek” van dr. T. Hoekstra verscheen. „We zijn bijna een eeuw verder. De samenleving is veranderd. Vanuit het modernisme, waarin de predikant met autoriteit kon spreken, zijn we in de tijd beland dat ieder zijn eigen waarheid construeert.”
Die postmoderne cultuur wordt in de kerk onder meer zichtbaar in de diversiteit in de liturgie en Schriftopvattingen, aldus prof. De Ruijter. „De soms haast absolute waarheidsclaim van de klassiek-gereformeerde preek lijkt plaats te maken voor een subjectief opgevatte waarheid, die voor jou misschien wel heel anders uitvalt dan voor mij. Je zou kunnen spreken van een homiletiek van de derde persoon, het object: „Wij weten en verkondigen u de waarheid.” Daartegenover staat een homiletiek van de eerste persoon het subject: „Mijn perspectief is beslissend voor mijn kijk op de waarheid.” Er is een derde weg die daarboven uitgaat: een homiletiek van de tweede persoon. „Als ik preek, kan ik nooit de eerste zijn. Er is er Eén Die de Eerste is. Hij Die gezegd heeft: Ik leef en jij zult leven. Ik ben met je.” Daarom is het zo belangrijk dat ik eerst leer naar Hem te horen.”
Dieper gaan
Toen prof. De Ruijter als 24-jarige predikant werd in Sneek, was hij nog erg gericht op het zorgvuldig uitleggen van de Bijbeltekst. Na vijf jaren in Friesland volgden twaalf jaren in Rotterdam-Centrum, in een geseculariseerde samenleving. „Ik leerde: preken gaat veel dieper. Alleen als ik als predikant zelf in gehoorzaamheid aan God leef, kan ik Zijn Woord spreken. Bullinger, de Zwitserse tijdgenoot van Calvijn, formuleerde al: „De prediking van Gods Woord ís Gods Woord.” Je kunt die lijn te ver doortrekken en als predikant niet eens willen discussiëren over je preek, „want het is God Die spreekt.” Voor Bullinger was het juist een belijdenis van zijn geloof.”
Is het geloof van de predikant een voorwaarde voor een goede preek?
„Nee, God kan met een kromme stok recht slaan. Hij spreekt dwars door al het onze heen. Maar tegelijk is het de verantwoordelijkheid van de prediker om alles wat hij aan gaven gekregen heeft in te zetten. Niet om een kruiwagen aan exegese vanaf de preekstoel naar beneden te storten. Wel om te kunnen zeggen: Heere, ik heb geprobeerd na te zeggen wat U mij voorzei.”
De rol van de hoorder krijgt in uw boek veel aandacht. Bestaat de mogelijkheid dat predikanten preken wat de mensen willen horen?
„Dat is een reëel gevaar. Maar als je buigt voor God en in gehoorzaamheid aan Hem leeft, kan God je daarvoor bewaren. In mijn eigen opleiding was de benadering van het preken sterk exegetisch-dogmatisch. Maar zo’n preek kan ook over de hoofden heen gaan. Tegen studenten zeg ik daarom ook: Kijk eerst eens wat er gebeurt in de kerkbank tijdens de dienst. Wie zitten daar en wat is er in hun hart?”
Hoe dan het Woord bij de mensen te brengen?
„Ik pleit ervoor om de gemeente meer te betrekken bij de dienst. Je moet de preek re-integreren. De preek is niet de kerkdienst zelf, maar heeft een plaats binnen de dienst. Als je je als kerkganger daarvan bewust bent, helpt dat een consumptiehouding te voorkomen van: „We zullen eens zien wat de predikant vandaag te melden heeft”, of dat er verlangd wordt naar „een goede preek.” Dat kan er juist een signaal van zijn dat we zélf niet bezig zijn met de dienst van de Heere. Paulus zegt: „Wij zijn meer dan overwinnaars in Hem Die ons heeft liefgehad.” Toegepast op de kerk van vandaag: dat slaat op de hele gemeente. Prediker en hoorder staan beiden voor God. Horen is meer dan horen met je oren. Horen naar de stem van God doe je met je hart.”
Wat betekent dat voor het doceren van de predikkunde aan studenten?
„Het is voor mij de uitdaging om het voorgaan in de dienst van God, Die ik heb lief gekregen, in een theoretisch kader te zetten. Ik geloof in het belang van de ambtelijke structuur binnen de gemeente. Tegelijk zie ik de prediker in een veel breder verband staan. Met zondag 25 van de Heidelbergse Catechismus zeg ik: Het is God de Heilige Geest Die preekt. Hij roept, en geeft het Evangelie aan de gemeente. Binnen die gemeente wordt er één, de predikant, geroepen om het Woord te brengen.”
De diversiteit in vormen van de eredienst binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) is groot geworden. Hoe kan een predikant ervoor zorgen dat het Woord van God centraal staat?
„Veel gemeenten maken een bewustwordingsfase door op het gebied van de liturgie. Dat is onderdeel van een golfbeweging. We komen uit een tijd van een eenheidscultuur. Een risico van nu is dat we een feelgoodpreek willen, waarin God als het ware onze therapeut is. Belangrijk is dat de gemeente wil horen naar Gods stem. Daar mag een predikant op wijzen. Dan gaat het om Zijn eer en komen eigen voorkeuren op de tweede plaats. Alles van jezelf loslaten en je gelovig overgeven aan God. Dat is het antwoord op de postmoderne verwarring.”