Commentaar: Patstelling
Waar moesten we dinsdag in het bijzonder naar luisteren? Natuurlijk naar de Troonrede van de nieuwe koning. Maar volgens veel Binnenhofwatchers dienden we toch vooral gespitst te zijn op de politieke insteek van enkele middelgrote oppositiepartijen. Het zou, dachten zij, heel spannend worden hoe constructief of destructief met name CDA en D66 zich zouden gaan opstellen. Staken zij, de Miljoenennota gelezen hebbende, de coalitie de helpende hand toe, of zouden zij zich gaan ingraven in hun spreekwoordelijke schuttersputjes?
Wie dinsdag zó naar de commentaren op de Prinsjesdagstukken heeft geluisterd, kwam bedrogen uit. Hij wist aan het eind van de dag nog niets.
Jawel, de insteek die de twee middelgrote middenpartijen dezer dagen kozen, leek in eerste instantie duidelijk. D66-leider Pechtold liet dinsdagmorgen reeds weten dat hij het helemaal gehad heeft met dit verdeel-en-heerskabinet. Talloze malen is hij naar de coalitie gestapt met constructieve ideeën, zei hij in Het Financieele Dagblad. Maar daar werd niets mee gedaan. Daarom draait hij de rollen nu even om. „Als het kabinet nog wat van ons wil, komt het maar naar ons.”
Veel toegankelijker leek in eerste instantie CDA-leider Buma. Hij wilde beslist wel met het kabinet praten, zei hij zaterdag in de Volkskrant en dinsdagavond tijdens het NOS-debat. Mits de coalitie haar plannen drastisch zou bijstellen in een door het CDA gewenste richting. En daar schuilt dus meteen de adder onder het gras. Samenwerken? Prima, maar dan wel op mijn voorwaarden.
Toegegeven, het zou te cru zijn om de opstelling van CDA en D66 geheel gelijk te stellen aan die van PVV-leider Wilders („Wil het kabinet zaken met mij doen? Goed, hoor. Laten we dan samen alle ontwikkelingshulp schrappen en geen cent meer aan Cyprus geven. Als we dát doen, komen we er met elkaar wel uit!”), maar enigszins in die richting gaat hun houding wel. Natuurlijk teken ik niet bij het kruisje. Maar jullie moeten wel bij míjn kruisje tekenen.
De gereserveerdheid van de twee middenpartijen valt enerzijds te billijken. Politici zijn de politiek ingegaan om hun eigen idealen te verwezenlijken en hun huid zo duur mogelijk te verkopen.
Toch is die opstelling anderzijds ook betreurenswaardig. Want hierdoor weet de burger nog altijd niet waar hij aan toe is. Hierdoor is nog altijd onduidelijk wat het regeringsbeleid voor de komende jaren nu werkelijk gaat inhouden. En door deze buigen-of-barstenhouding van zowel CDA en D66 als VVD en PvdA bestaat er nog altijd het risico dat het straks in de Senaat, waar allerlei belangrijke wetsvoorstellen moeten passeren, inderdaad barsten wordt. Zodat in het ergste geval het landsbestuur weer drie maanden stilligt vanwege nieuwe Kamerverkiezingen.
Daar is niemand bij gebaat. Volgens SP-leider Roemer kunnen we beter „drie maanden geen beleid hebben dan vier jaar afbraakbeleid.” Dat is waar. Maar zou het niet nóg beter zijn als álle partijen eens over hun eigen schaduw zouden heen springen, om er samen voor te zorgen dat we, zonder nieuwe verkiezingen, vier jaar uitmuntend beleid krijgen?