Geen titel
Lukas 11:28
„Maar Christus zei: Ja, zalig zijn degenen die Gods Woord horen en hetzelve bewaren.” Er staat niet: „Die mensen zijn eerder zalig, die Mijn woorden horen”, zoals op sommige andere plaatsen staat. Hier staat: „Die Gods Woord horen.” Als Christus had gezegd: „Ja, die zijn zalig, die Mijn woorden horen”, dan kon het volk denken dat Christus alleen Zijn eigen prediking en hen die Hem in Persoon hoorden, zaligheid toeschreef.
Daarom zegt Christus: „Ja, zalig diegenen die Gods Woord horen.” Dus onafhankelijk van door wie het gepreekt wordt: Petrus, Paulus, Apollos, of enig discipel of enig ander dienaar van het Evangelie die nu leeft of zal leven.
Hij zegt eigenlijk: „Eenieder die Gods Woord, zoals dat staat in de Schriften van het Oude en Nieuwe Testament, hoort en dat bewaart, die is eerder zalig dan Mijn moeder was voor zover zij wordt gezien als een instrument waardoor ik ter wereld ben gebracht.”
Met deze manier van spreken stelt Christus een verborgen eer en heerlijkheid in de dienaars van het Evangelie, omdat Hij de zegen niet alleen laat afhangen van Zijn prediking, maar die uitstrekt tot al de dienaars die Gods Woord prediken. Dit is de reden waarom de Schrift zegt: „Dat hij die gelooft, grotere dingen doen zal dan Christus Zelf” (Johannes 14:12).
Dit betreft niet het werk van de verlossing, maar het werk van de bediening, dat een trouwe dienaar meer zielen bekeren zal dan Christus Zelf door Zijn dienst heeft bekeerd.
Christopher Love, predikant te Londen (”De ijverige christen”, 1655)