Dopers
Je hoort het minder dan vroeger, maar het komt nog wel voor: afgeven op dopersen. In een catechismuspreek van Smijtegelt die een ouderling in onze gemeente las, werden de ”menisten” zelfs op één hoop geveegd met de papisten. De term menisten is inmiddels in onbruik geraakt. Wel waarschuwde iemand me onlangs nog dat we niet als de dopers met een boekje in een hoekje moeten gaan zitten.
Ik vroeg me af waar hij het over had. Om me heen zie ik reformatorische jongeren zelfs op de fiets whatsappen. Calvinistische vaders zijn via hun iPad de hele dag met de hele wereld verbonden. Een toenemend aantal refovrouwen presenteert zich in pikante kleding op Facebook. Maar iemand met een boekje in een hoekje behoort voor zover ik het kan bezien tot de bedreigde soorten.
Om eerlijk te zijn krijg ik steeds meer sympathie voor de klassieke doopsgezinden. Door mijn werk leerde ik een vrouwelijke menist kennen, een voorbeeld van zedigheid en godsvrucht. Ze vertelde me over haar voorgeslacht, dat vanaf de zestiende eeuw met druk te maken had. Van gereformeerde zijde, van lutherse zijde, van tsaristische zijde, van communistische zijde. Haar grootvader en vader hielden hun kinderen voor het lijden te verdragen, de vrede te bewaren, te bidden voor hun vervolgers en het oog te richten op het vaderland dat boven is.
Mij spreekt deze houding meer aan dan die van reformatorische christenen die in alle opzichten geëmancipeerd zijn geraakt. Die strijden voor het behoud van verworven financiële rechten op dezelfde wijze waarmee de lokale voetbalclub knokt voor het behoud van subsidie. Die zich in de lokale politiek soms weinig onderscheiden van seculiere partners, door slim te schaken en een machtspositie uit te buiten, soms met propagandistische taal.
Heeft een christen vandaag niet wat beters te doen, vraag ik me af. Zou hij in een ontkerstende samenleving niet moeten opvallen door de kenmerken van de geminachte menisten? Vreedzaamheid, soberheid, dienstbetoon, een hemelgerichte wandel. We kunnen van alles en nog wat wel dopers noemen, maar volgens mij is dit de houding die Paulus heeft gepropageerd, en die velen binnen de vroegchristelijke kerk hebben gepraktiseerd.
Op weg naar onze kerk fietsen we langs een klein speeltuintje. Regelmatig zit daar een Chinese vrouw op een bankje dat door struikgewas deels aan het oog wordt onttrokken. Terwijl haar kind speelt, leest ze in de Bijbel. Als we er twee uur later opnieuw langs komen, zit ze soms nog steeds te lezen. Helaas spreken we haar taal niet, anders zou ik graag eens naast haar gaan zitten. Met dat boekje in haar hoekje.