Zuinigheid die wijsheid bedreigt
We gaan weer richting Prinsjesdag. Het kabinet zal dan zijn plannen voor de komende periode bekendmaken. Uit de media is inmiddels wel duidelijk geworden dat er een fors pakket aan bezuinigingen wacht. Er circuleren bedragen van 6 miljard euro. Met die bezuinigingen moet het mogelijk zijn om het overheidstekort in de buurt van de grens van de magische 3 procent van het bruto binnenlands product te houden. De logica lijkt evident. Wat je niet uitgeeft, raak je ook niet kwijt. Dat moet dus wel goed uitwerken voor het overheidstekort.
Ik denk dat er ondanks de schijnbaar ijzeren logica een fout zit in deze redenering. Volgens mij zou je op een andere manier moeten kijken: „Wat je niet uitgeeft, krijg je ook niet terug.” Maar, zo is dan de reactie, haal je als overheid de 3 procentsnorm wel als je minder of zelfs helemaal niet gaat bezuinigen? Die norm hebben we destijds toch in EU-verband afgesproken toen de euro kwam? Mogelijk niet, of misschien niet op dit moment, maar als je het slim doet wel binnen enkele jaren.
Dat onze overheid denkt in de trant van ”afspraak is afspraak”, begrijp ik. Zeker nadat Nederland zo’n grote broek heeft aangetrokken richting Griekenland is het niet te verkopen om nu zelf het principe los te laten. Toch vind ik de 3 procentsnorm iets dubbels hebben. Het goede is dat hij een kader geeft en overheden dwingt de tering naar de nering te zetten. „Huishoudens moeten dat ook doen, waarom de overheid dan niet?” zo redeneren we. Zo’n kader is nodig. Er is een budgetbeperking en ook de overheid kan en mag daar niet onderuit. Voor mij is het beginsel dat inkomsten en uitgaven over de tijd gezien met elkaar in balans moeten zijn een van de basisnormen voor het economisch leven.
Het dubieuze van de 3 procentsnorm is echter dat het op dit moment regeringen gevangen houdt en leidt tot averechts overheidsbeleid dat de crisis eerder erger maakt dan beter en ook herstel in de weg staat. De Nederlandse economie doet het gewoon ronduit slecht. De werkloosheid is bij ons tweemaal zo hoog als bij de Belgen. En terwijl de Duitse economie doorbuffelt, zit onze economie in de krimp. Volgens mij kan er maar één conclusie zijn: het gaat bij ons veel slechter dan nodig is.
Dit viel onlangs ook de Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Paul Krugman op. „Die rare Belgen doen het terwijl ze een tijdlang geen regering hadden zelfs nog beter dan de zuinige Nederlanders”, zo was de teneur van zijn verhaal in The New York Times. Moet je niet simpelweg de Nederlandse wagon koppelen aan de Duitse locomotief? Kunnen Rutte en de zijnen dat nu echt niet bedenken? Voor Krugman was het helder: Nederland zou beter af zijn zonder (deze) regering.
Lessen
Waar zit dan het probleem? Ik denk dat we twee belangrijke lessen uit het verleden zijn vergeten. De eerste is het Jozefprincipe. Volgens dat principe moet de overheid in goede jaren reserves opbouwen zodat dat ze de bestedingen op peil kan houden en de economie kan stimuleren als ze in een recessie duikt. Nederland heeft zijn kruit te vroeg verschoten. Als Jozef zo had gehandeld, zou Egypte gedurende de magere jaren hongersnood hebben gehad. Nederland heeft in het verleden op te grote voet geleefd en moet het daarom nu bezuren. Linkse en rechtse regeringen hebben daar allemaal aan meegedaan. Het is daarom een probleem van onze samenleving als geheel.
De tweede les die we zijn vergeten, is de les van de Engelse econoom Keynes, ofwel het antwoord dat hij formuleerde op de beruchte crisisperiode van de jaren dertig van de vorige eeuw. Wat Keynes liet zien, is dat als het vertrouwen in de economie wegzakt je van de ene ellende in de andere ellende rolt. De één geeft dan geen geld meer uit en de ander verliest zijn baan. Er ontstaat een negatieve spiraal waarbij de economische activiteit inzakt. De mensen worden bang en gaan minder besteden. De bedrijven verkopen steeds minder producten en hebben dus minder werk. Binnen de kortste keren draait alles op een laag pitje.
Keynes doorzag dit op knappe wijze en bedacht er een oplossing voor. Als de overheid op een verstandige manier haar uitgaven verhoogt, geeft ze de economie een duwtje in de rug, waarop vervolgens anderen hetzelfde gaan doen: bedrijven gaan meer investeren, consumenten meer kopen. De werkloosheid daalt vervolgens en de belastinginkomsten nemen, samen met het inkomen, weer toe.
In de jaren 80 van de vorige eeuw is Keynes in diskrediet geraakt. Maar dat was niet in de eerste plaats omdat zijn theorie niet bleek te werken. Voor economieën met een onderbestedingsprobleem staat zijn theorie volgens mij nog steeds als een huis. Natuurlijk zijn er ook andere economische ziekten waar het keynesiaanse recept niet tegen helpt, maar dat is niet de schuld van Keynes.
Het probleem met onze economie is dat ze ziek is. Het keynesiaanse medicijn lijkt het beste middel om weer op te knappen. De patiënt doet er echter alles aan om het niet in te nemen. Zelfs het IMF en de werkgevers, toch bepaald niet de meest progressieve organen, waarschuwen ervoor de economie niet stuk te bezuinigen.
In plaats van dat we er iets in pompen, zijn we bezig de patiënt leeg te zuigen: een soort aderlaten van de economie. In de middeleeuwen werd dit ook veelvuldig toegepast. De patiënt overleed vervolgens nog weleens aan algehele verzwakking. De regering zit met haar economisch beleid van straffe bezuinigingen op het verkeerde spoor. Het is in dit geval de zuinigheid die de wijsheid bedreigt.
De auteur is universitair docent aan Wageningen Universiteit. Reageren? goedbekeken@refdag.nl