Als de Amerikanen de heffingen nu niet snel schrappen, mogen de EU en de andere gedupeerde landen vergeldingsmaatregelen nemen. De EU heeft al een lijst klaarliggen met extra invoerrechten op Amerikaanse producten tot een bedrag van 2,2 miljard dollar (1,9 miljard euro) per jaar. Het gaat onder meer om textiel, schoenen, groente en fruit.

De VS besloten vorig jaar maart tot extra invoerrechten van 8 tot 30 procent voor een reeks staalproducten voor een periode van drie jaar. Dat zou nodig zijn om de eigen industrie te beschermen tegen een toevloed van goedkoop buitenlands staal.

De tijdelijke maatregel viel volgens Washington binnen de WTO–regels. De WTO besloot echter in maart in een voorlopig oordeel dat dat niet het geval is en bevestigde dat in juli. De VS gingen in beroep en hebben nu definitief het onderspit gedolven tegen de klagende landen (de EU, Japan, China, Zuid–Korea, Brazilië, Zwitserland, Noorwegen en Nieuw–Zeeland).

Volgens de WTO hebben de Amerikanen onvoldoende aangetoond dat hun staalindustrie werkelijk wordt bedreigd door producten uit de landen die door de heffingen worden getroffen. Bovendien is sprake van discriminatie omdat Mexico en Canada, partners van de VS in de vrijhandelsorganisatie Nafta, zijn uitgezonderd.

De WTO vroeg de VS maandag bij de bekendmaking van het oordeel het beleid ten aanzien van de staalimport „in overeenstemming te brengen met hun verplichtingen". De EU en de andere zeven klagers toonden zich in een gezamenlijke verklaring ingenomen met het besluit en zeiden dat het „de Verenigde Staten geen andere keus laat dan de maatregelen onmiddellijk ongedaan te maken". Of dat gebeurt is nog de vraag. De Amerikaanse regering liet in een eerste reactie weten „het niet eens te zijn" met het WTO–besluit.