Troost tijdens uitvaart Oranjehuis
PARIJS. Bij uitvaarten van leden van het Koninklijk Huis was lange tijd de hofprediker de enige voor iedereen zichtbare betrokken predikant. Daarnaast waren soms ook andere predikanten voor de Oranjes van betekenis. Toen in 1879 de Prins van Oranje, de beoogde koning Willem IV, overleed, rouwde zijn broer Alexander. Hij kreeg steun van de Parijse predikant Eugène Bersier.
Op 11 juni 1879 overleed de 38-jarige prins Willem in Parijs. Hij had geen toestemming gekregen om met gravin Matty van Limburg Stirum te trouwen en besloot toen zich in Parijs te vestigen. Daar overleed hij aan tyfus en een leverkwaal.
Zijn jongere broer, prins Alexander, was nauw bij de gang van zaken na het overlijden betrokken. In de woning van de Nederlandse gezant baron J. P. P. van Zuylen van Nijevelt werd prins Willem opgebaard. Ds. E. A. F. Bersier werd gevraagd in die woning een ”service privé” te houden op zaterdagmiddag 21 juni. Een dag na het overlijden van de prins had Bersier Alexander daar al ontmoet en bij de baar een kort gebed uitgesproken.
Rouwdienst
Bij de rouwplechtigheid waren 200 tot 300 personen aanwezig. Bersier las Psalm 90 en sprak over de dood die te midden van alle grootstedelijke drukte het leven van de prins afgemaaid had. Het Huis van Oranje kreeg zware slagen te verduren door het recente verlies van prins Hendrik, en dat van koningin Sophie, twee jaar eerder.
Met veel compassie richtte de predikant zich tot prins Alexander, de zwaarst getroffen persoon van het gezelschap. Bersier realiseerde zich dat dit overlijden een enorme slag was, waardoor het broederhart werd verscheurd. Dat vorstelijke personen ook nog eens moeten rouwen in het openbaar en zij hun tranen niet konden verbergen, was weliswaar een extra beproeving, maar anderzijds konden ze ook getroost worden door het volk dat de Oranjes die regeren weet te respecteren.
Vorstelijke kronen verwelken, sprak Bersier, en daarom moeten we niet bij onze gedachten blijven stilstaan, maar die op andere horizonten richten, naar de plaats waar geen rouw meer is en waar de Koning der Koningen troont, de Heilige en Rechtvaardige, Die zich ook als barmhartig verklaart. Omdat dood en oordeel wachten, hebben wij barmhartigheid en hoop nodig.
Bersier schilderde het stadsleven met de duizenden die Gods stem niet vernemen en de leegheid van het bestaan op allerlei manieren trachten te vullen, en bad of de roep van de verloren zoon, „Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan”, opnieuw gehoord mocht worden. „Zo’n roep, geboren uit stilte en benauwdheid, wordt in de hemel met vreugde door de engelen gehoord, ook als wij hier op aarde nog wenen.” De predikant wenste ten slotte prins Alexander de bescherming van de almachtige God toe.
Réveildominee
Uit Bersiers herinneringen –door zijn echtgenote uitgegeven– weten we dat hij tegen de plechtigheid opgezien heeft. Hij moest met veel tact zijn woorden kiezen, maar ook trouw blijven aan zijn bediening en de waardigheid van zijn ambt. Kennelijk verwachtte hij dat het publiek niet vertrouwd was met zijn prediking en hij wilde geen concessies doen aan zijn boodschap.
Bersier was ten tijde van het overlijden van de prins al enkele jaren predikant van de Église de l’Étoile in Parijs. Hij had onder andere in Genève aan de theologische school les gehad van de bekende predikant J. H. Merle d’Aubigné. Bersier voelde zich verwant met het Réveil, schreef verschillende gezangen en was bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van het protestantisme. Over hugenotenleider Gaspard de Coligny schreef hij een boek waarin hij en passant ook zijn bewondering voor Willem van Oranje liet blijken. Hij schreef: „Het is een teken van diep verval als de naam van Willem van Oranje niet meer met ere genoemd wordt.” De rouwdienst van een nazaat moet voor Bersier een bijzondere gebeurtenis zijn geweest.
Delft
De bijzetting van prins Willem in Delft had plaats op 26 juni. Hofprediker C. E. van Koetsveld hield, staande bij de grafkelder, een korte toespraak en had evenals Bersier veel aandacht voor prins Alexander. „En gij, nu onze toekomst, Prins van Oranje! wel aanvaardt gij die roeping onder dubbelen rouw. Nog hadden twee jaren de kindertranen niet afgewischt, als uw eenige broeder u werd van ’t hart gescheurd. De God der vertroosting geve u moed en kracht.”
Deze woorden waardeerde de prins; hij zou ze later meer dan eens citeren. Alexander kon het verlies van zijn moeder en zijn broer echter niet verwerken en trok zich uit het openbare leven terug.
Opmerkelijk is het dat de zieke prins Alexander in april 1882, toen hij vernam dat ds. Bersier in Nederland was, de gelegenheid te baat nam om deze predikant uit te nodigen. Ds. Van Koetsveld wilde hem ook graag bezoeken, maar kreeg die gelegenheid niet. Hij was aangewezen op briefcontact.
Bersier ging graag op het verzoek in en voerde een lang en levendig gesprek met de prins. Voor Alexander was de predikant onlosmakelijk verbonden met zijn overleden broer, wat op zich al een reden voor de uitnodiging geweest kan zijn. Maar mogelijk was het ook zijn geestelijke ligging die de prins naar hém deed vragen en niet naar de rationelere hofprediker Van Koetsveld.
Het is duidelijk dat de gebeden, de rouwdienst en de pastorale woorden, gesproken rond het overlijden van zijn broer, aan prins Alexander besteed waren. De openbare rouw viel hem zwaar, maar de steun van het volk was er ook. Daar had Bersier hem op gewezen.
Hoe de prins die steun gewaardeerd heeft, weten we niet. Hij overleed in 1884 op 32-jarige leeftijd.