Het Legermuseum in Delft opent daarom 21 november een expositie over de Avtomat Kalasjnikov 47, waarbij de uitvinder van het wapen, generaal Kalasjnikov, zelf aanwezig is.

Met de tentoonstelling wil het museum niet alleen de geschiedenis van het wapen zelf aan bod laten komen, maar ook de maatschappelijke context van de kalasjnikov onder de aandacht brengen. Zo zien sommigen het wapen bijvoorbeeld als symbool voor vrijheidsstrijders. Die kunnen er vaak relatief makkelijk aankomen omdat de productie van het eenvoudige geweer goedkoop is.

Het wapentuig is geregeld in het nieuws te zien bij onder anderen Afghaanse en Iraakse strijders en Afrikaanse kindsoldaten. Conservator Willemsen van het Delftse museum schat dat er wereldwijd circa 70 miljoen kalasjnikovs in omloop zijn. Het wapen kent honderden uitvoeringen en is in veel landen in productie genomen.

Het Legermuseum benadrukt de belangrijke rol die de AK-47 de afgelopen vijftig jaar speelde. Op de expositie zijn behalve tientallen uitvoeringen van het wapen ook de ontwikkeling, techniek, de tegenhangers uit andere landen en uniformen te zien. Als vredessymbool staat er een van kalasjnikovs gemaakte stoel uit Afrika.

Kalasjnikov ontwierp zijn geweer tijdens de Tweede Wereldoorlog als tankcommandant in het Russische leger. De AK-47 werd in 1947 ontwikkeld en twee jaar later ingevoerd in het Russische leger. Al snel was de AK-47 in gebruik in ieder communistisch land en werd het wapen een belangrijk exportproduct van de Sovjet-Unie. „De Russische Coca-Cola als het ware”, aldus Willemsen.

Tegenwoordig is kalasjnikov als merknaam verbonden aan wodka, paraplu’s en horloges. Generaal Kalasjnikov is zelf overigens niet rijk geworden van zijn uitvinding, hij werd vooral met titels beloond. Hij klom in de loop der jaren op van sergeant naar generaal, vertelt Willemsen. Of de generaal echt blij is met het succes van zijn wapen is nog maar de vraag. In 2002 zei hij over zijn geweer: „Ik had liever een grasmaaier uitgevonden.”