Kerk & religie

„Verwoesting Hazor door Jozua”

HAZOR. Bij opgravingen in de stad Hazor in Israël hebben archeologen duidelijke sporen gevonden van verwoesting in de dertiende eeuw voor Christus. De vraag wie er verantwoordelijk is voor de vernietiging van de stad, heeft geleerden lang beziggehouden. Maar volgens de Israëlische archeoloog Amnon Ben-Tor is er maar één kandidaat: de Bijbelse Jozua.

Van onze correspondent
12 August 2013 09:16Gewijzigd op 15 November 2020 05:14
JERUZALEM. Opgravingen bij Hazor in Israël. Onder het afdak liggen overblijfselen van een paleis, waarin sporen van een brand te zien zijn. Die woedde waarschijnlijk bij de verovering van Hazor door Jozua. beeld Alfred Muller
JERUZALEM. Opgravingen bij Hazor in Israël. Onder het afdak liggen overblijfselen van een paleis, waarin sporen van een brand te zien zijn. Die woedde waarschijnlijk bij de verovering van Hazor door Jozua. beeld Alfred Muller

Prof. Ben-Tor van de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem leidt de opgravingen in Hazor sinds 1990. De ruïnestad ligt ten noorden van het Meer van Galilea in Noord-Israël.

Ben-Tor schrijft in het laatste nummer van Biblical Archaeological Review (BAR) dat de interesse voor de intocht van de Israëlieten in het land Kanaän geleid heeft tot de opkomst van de zogenoemde Bijbelse archeologie. Van alle plaatsen die de Israëlieten volgens het boek Jozua veroverden, was Hazor de belangrijkste. Door deze verovering nam Jozua al het land in dat onder de invloedssfeer van deze belangrijke stad viel.

De Britse archeoloog John Garstang begon de opgravingen in 1928. De Israëlische archeoloog Yigael Yadin zette van 1955 tot 1958 en in 1968 het onderzoek voort. Yadin voegde de archeoloog Yohanan Aharoni aan zijn team toe, hoewel zij op bepaalde punten van mening verschilden. Yadin behoorde namelijk tot de zogenoemde Albrightschool, die ervan uitgaat dat de Israëlieten het land Kanaän veroverden zoals het boek Jozua meldt. Aharoni was echter een aanhanger van de Alt-Nothschool, die de bewoning van het land door de Israëlieten als een langzaam proces ziet.

Verwoesting

Ben-Tor, die sinds 1990 in de bodem van de ruïnestad graaft, zag dat Yadin gelijk had. Zijn team ontdekte namelijk dat de zevende archeologische laag in het hoge, versterkte gebied van Hazor sporen toonde van een nederzetting van de Israëlieten. De achtste laag, daaronder, laat sporen van zware verwoesting zien. Deze heeft volgens Ben-Tor niet voor het midden van de 13e eeuw voor Christus plaatsgevonden.

De vraag die prof. Ben-Tor in Biblical Archaeological Review poogt te beantwoorden, is wie de stad Hazor heeft verwoest. Wetenschappers verschillen daarover van mening. Het leger van farao Ramses II, dat bij Kadesh in het zuiden van Syrië tegen de Hethieten streed, wordt gezien als een belangrijke kandidaat. Maar het is volgens Ben-Tor niet mogelijk dat de Egyptenaren de daders zijn, omdat zij Hazor zeker vermeld zouden hebben als een van de plaatsen die Ramses II veroverde. Ook nam het leger de route langs Tyrus en Sidon toen het zich terugtrok, en niet de weg door het binnenland langs Hazor.

Dat de Filistijnen verantwoordelijk waren is evenmin waarschijnlijk, omdat zij hun oorlogen hoofdzakelijk beperkten tot het kustgebied. Bovendien is er in Hazor geen aardewerk gevonden van de zeevolken. Dat een andere Kanaänitische stadstaat de stad verwoestte, is eveneens onmogelijk. De Kanaänieten konden namelijk niet op tegen Hazor, „het hoofd van al deze koninkrijken.”

Geen schade

Ben-Tors collega en mededirecteur van de opgravingen in Hazor, dr. Sharon Zuckerman, concludeerde eerder dat de ontevreden bevolking van de stad de verwoesting had veroorzaakt. De verwoeste gebouwen waren namelijk tempels en paleizen, terwijl de gewone huizen eromheen geen schade opliepen. Ook deze mogelijkheid verwerpt Ben-Tor. Hij schrijft in het artikel van BAR dat het aantal huizen dat is opgegraven namelijk zeer klein is.

Ook waren de belangrijkste doelen van de vijanden –of ze nu plaatselijk waren of van elders kwamen– altijd uit op de „symbolen van godsdienst, macht en regering.” Woonhuizen werden gewoonlijk intact gelaten. Ook blijkt dat Hazor na de verwoesting 200 jaar verlaten was. Waarom zouden de inwoners zijn weggetrokken als ze de gehate machthebbers hadden verdreven en hun huizen nog hadden? Er kwamen gewelddadige machtsovernames voor in de oudheid, maar alleen door koninklijke families of militaire elites. De gewone mensen haalden het destijds niet in hun hoofd om in opstand te komen, aldus Ben-Tor.

Wetenschappers vertonen volgens Ben-Tor de neiging om de destructie toe te schrijven „aan iedereen behalve degenen de specifiek genoemd worden in de Bijbel als degenen die het hebben gedaan.” In Jozua 11:10 staat dat Jozua Hazor innam.

Hoewel de hoogleraar uit Jeruzalem niet gelooft dat de gebeurtenissen die in Bijbelboeken als Jozua en Koningen staan beschreven „volledig accuraat” zijn, bevatten deze volgens hem wel een „waargebeurde historische kern. En dat geldt zeer waarschijnlijk ook voor het verhaal van de ondergang van de laatste Kanaänitische stad Hazor.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer