Alleen kenners herkennen resten Fossa Eugeniana
VENLO. Een kanaal tussen de Rijn bij het Duitse Rheinbeck en de Maas bij Venlo was dé troef van de Zuidelijke Nederlanden in de Tachtigjarige Oorlog. Anno 2013 wordt het landschapselement alleen door kenners herkend als de Fossa Eugeniana.
Zweetdruppels parelen op het voorhoofd van Jacob Schotten, archeoloog van de gemeente Venlo, als hij de steile helling van Fort Hazepoot bij Arcen beklimt. In de 17e eeuw beschermde de schans bij de Duitse grens het kanaal Fossa Eugeniana tegen indringers.
De rechterhelft van het bastion is door eigenares Stichting het Limburgs Landschap ontdaan van struiken en brandnetels. „Daardoor valt de schans beter op”, legt Schotten uit. De linkerhelft is van een particuliere eigenaar die de boel laat verwilderen. De manshoge brandnetels weren eventuele indringers perfect.
Het fort wordt in het midden doorsneden door een diepe groef. Dat had een deel van een kanaal van de Rijn in Duitsland naar de Maas in Nederland moeten zijn.
Het plan voor deze waterverbinding komt in 1618 van een zekere Gerrit Hasenvoet, in Limburg al snel Hazepoot genoemd. Schotten: „Volgens een legende hing er een pootje van een haas als een amulet om zijn hals.”
De Zuidelijke Nederlanden onder Spaans beheer hebben het zwaar. De handel kwijnt omdat de staatsen de haven van Antwerpen blokkeren. Ondertussen trekken de noordelijke legers onder leiding van Frederik Hendrik steeds verder op naar het zuiden.
De Spanjaarden zien wel wat in het plan van Hasenvoet. Zo’n kanaal kan de oprukkende staatsen tegenhouden en de handel met Duitsland een goede impuls geven. Een gezant in Brussel schrijft aan de paus: „Dit kanaal zal stilzwijgend zonder geweld van wapenen een wreder oorlog voeren tegen de Hollanders en hun meer kwaad doen van vele gewapende legers in het veld.” Het kanaal wordt genoemd naar de opdrachtgeefster, landvoogdes Isabella Clara Eugenia. Fossa is Latijn voor sloot of kanaal.
Fluks beginnen de Spaanse ingenieurs met de voorbereidingen. „Ze waren heus niet gek. De ingenieurs maakten gebruik van reeds bestaande geulen in het landschap”, zegt Schotten.
Graaf Hendrik van den Bergh zet op 21 september 1626 de eerste officiële schop in de grond. Deze gouverneur van Gelderland zorgt dat de vaart er goed in zit. Minstens 4000 arbeiders zet hij aan het werk om het kanaal te graven. Schotten: „Het was zwaar werk. De gravers stonden regelmatig met hun knieën in het grondwater.”
De afgegraven grond gebruikt Van den Bergh voor het opwerpen van 23 schansen ten zuiden van het 50 kilometer lange kanaal. Dat betekent dat er om de 2 kilometer een schans ligt. De schansen vormen samen met de vestingsteden Rheinberg, Geldern, Arcen en Venlo een geduchte verdedigingsgordel. De staatsen zien het werk met lede ogen aan en doen diverse aanvallen om de aanleg tegen te gaan.
Reeds drie jaar na de start is het traject Rheinberg-Geldern zo goed als klaar. „Er voeren schepen”, vertelt Schotten. „Platbodems die met vaarbomen werden voortbewogen.” Het stuk tussen Geldern en Venlo schiet echter niet op. „Anno 1629 in den Vaste is het Graven aengegaen, en die Wercklieden sijn verloopen van groote Honger en Mangel aen gelt” meldt een geschiedschrijver.
Uiteindelijk stopt het project. „Gebrek aan geld was de belangrijkste oorzaak”, zegt Schotten. Doordat Piet Hein de zilvervloot inneemt, komt Spanje in ernstige financiële problemen. De voortdurende aanvallen van de staatsen tasten het moreel van de arbeiders aan. Een derde reden zijn de technische moeilijkheden. Het is lastig om de waterstand in het kanaal op peil te houden en het bouwen van sluizen gaat moeizaam. Als de staatsen in 1632 Venlo en een jaar later Rheinberg innemen, valt het doek voor het kanaal definitief.
In de kazerne –die naar de veroveraar van Venlo, Frederik Hendrik, is genoemd– vertellen Schotten en zijn collega Louis Reutelingsperger over het huidige belang van het kanaal. De Venlose ambtenaren vinden dat het kanaal niet voor niets is aangelegd. Reutelingsperger: „Het heeft bijgedragen aan de ontginnen van woeste gronden, zoals het Straelener Veen bij Arcen.” Schotten: „De Duitsers gebruiken hun deel als waterbekkens voor het geval het water in de Rijn hoog staat.”
Reutelingsperger wijst erop dat de Fossa Eugeniana nu een ecologische verbindingszone vormt tussen de Maas en de Rijn. „Op de kaart zie je een prachtig groen lint lopen.” Ten slotte zien de Venlonaren de Fossa als een „ cultuurhistorische herinnering aan de Tachtigjarige Oorlog.” Reutelingsperger: „Bij ouderen is het verhaal van de Fossa Eugeniana zeker bekend. Voor de jongeren willen we de cultuurhistorie beter beleefbaar maken. Bijvoorbeeld door meer informatieborden te plaatsen. We zijn best trots op zo’n prachtig stuk erfgoed.”
Wat is er ooit gebouwd of aangelegd zonder dat het in gebruik is genomen? In deze serie zeven zinloze bouwwerken. Vandaag deel 1.