Kerk & religie

Hollandse kerk in Italiaans Livorno kwijnt

Het Italiaanse Livorno was in de tijd van handelsoorlogen en godsdienststrijd in de 16e en 17e eeuw een oase van rust en tolerantie. Protestanten, orthodoxen, Joden en rooms-katholieken trokken saamhorig met elkaar op. Ook Nederlandse rooms-katholieken en protestanten. Maar de tijd heeft niet stilgestaan en het is de vraag of de Nederlandse kerk in Livorno haar 150-jarig bestaan haalt.

Ewout Kieckens
2 August 2013 19:52Gewijzigd op 15 November 2020 05:06
De Nederlandse protestantse kerk in Livorno, ofwel Chiesa Olandese, is in groot verval. Foto Ewout Kieckens
De Nederlandse protestantse kerk in Livorno, ofwel Chiesa Olandese, is in groot verval. Foto Ewout Kieckens

De Nederlandse, protestantse kerk van Livorno –een Italiaanse stad aan de Ligurische Zee– ligt aan de Nederlandse Kade (Scali degli Olandesi). Vanaf de andere kant van het hoefijzervormige kanaal in dit historische deel van Livorno is de neogotische gevel van gelig zandsteen te zien.

Maar wie dichterbij komt ziet dat de glorietijden voorbij zijn. In 1949 hield de bekende Spaanse gitarist Andres Segovia een concert in de kerk, nu hangen de vensters uit hun sponningen en vliegen duiven in en uit. Neogotische ornamenten zijn van de façade afgebrokkeld. En niets lijkt het verval te stoppen. De straat voor de kerk, in hartje Livorno, is hier smaller omdat er zware betonnen blokken met hoge metalen hekken zijn geplaatst en borden waarschuwen voorbijgangers voor neerstortend puin.

Gelukkig is er Ennio Weatherford, een van de vier leden van de heropgerichte Congregatie van de Nederlandse Gemeenschap, die toegang kan verschaffen tot de kerk. De 68-jarige Livornees, die een Amerikaanse vader heeft, wordt geassisteerd door twee jongere mannen, Matteo Giunti (40) en Stefano Ceccarini (33). Een hek aan de straatkant krijgt Weatherford nog wel open, ook al staan er een paar scooters lastig voor het hek geparkeerd, maar daarna staat hij voor een onmogelijke opgave. Achter het hek groeit een metershoog en dik bos aan planten en onkruid. Giunti neemt een bamboestok, die daar vast niet toevallig ligt, en begint hard op de dikke, sappige stelen van de planten te slaan. Een voor een vallen ze om. Zo wordt een pad –als door het Amazoneregenwoud– blootgelegd, en een bruine houten deur wordt zichtbaar. Weatherford neemt een sleutel en opent de kerk.

Geroofd

Binnen is het alsof er een oorlog heeft gewoed. Op de hier en daar ingestorte vloer ligt puin, grote balken en houten bogen van de dakconstructie die van het plafond zijn gekomen, brokstukken en resten van kerkbanken. De afscheiding naar het liturgisch centrum staat er nog, en ook de dubbele trap naar de preekstoel, maar daar houdt het wel mee op. De zes glas-in-loodvensters met eenvoudige geometrische en kleurige motieven hebben het amper overleefd. Het plafond is vrijwel geheel ingestort.

De trap naar het balkon waarop ooit het orgel stond met –blijkens een vroeger getuigenis– ”de mooiste klanken van Toscane”, is nog in vrij goede staat, maar de treden zijn bedekt met een centimetersdikke laag opgedroogde duivenpoep. Van het orgel is niets meer te bekennen. In de naoorlogse tijd geroofd, weten de mannen.

De Nederlandse kerk, naar een ontwerp van de Livornese architect Dario Giacomelli, werd op 7 augustus 1864 in gebruik genomen. De bouwkosten ter hoogte van 170.000 lire (omgerekend naar de waarde van nu 805.000 euro) werden gedeeltelijk bijeengebracht door de leden van de Nederlands-Duitse gemeenschap in Livorno. Maar een belangrijk deel van de financiering is door protestanten uit Noord-Europa opgebracht. Allerlei kerkgenootschappen, verenigingen, en leden van koningshuizen, onder wie prinses Marianne van Oranje-Naussau, gaven geld. Het is niet overdreven om te zeggen dat de Nederlandse kerk in Livorno door de gemeenschappelijke inspanningen van lutheranen, calvinisten en gereformeerden in Europa is gebouwd. Maar met de bouw van de kerk werd achteraf gezien een van de laatste hoofdstukken bijgeschreven in de opmerkelijke geschiedenis van de Nederlandse gemeenschap in het Toscaanse Livorno.

Vrijhaven

Livorno was een buitenbeentje in het Europa van 1600, toen de Europese grootmachten op economisch en religieus vlak strijd met elkaar voerden. Livorno, dat sinds de Romeinen bestaat, werd opnieuw gebouwd, inclusief een kanaal. De groothertog van Toscane, Ferdinando I de’ Medici, had er de macht. Deze voormalige kardinaal riep Livorno in 1590 uit tot vrijhaven. Dat betekende nogal wat in een roerige, gewelddadige tijd: religieuze tolerantie, lage handelstarieven en een tamelijk vooruitstrevende (handels- en straf)rechtspraak.

Ten tijde van een hongersnood in Zuid-Italië brachten Nederlandse reders als eersten graan naar Livorno. Engelsen, Duitsers, Armeniërs en Joden volgden dat voorbeeld al snel.

In 1622 stichtten Noord- en Zuid-Nederlandse handelslieden de Nederlands-Duitse Natie (Nazione Olandese-Alemanna). Het betrof een handelsvereniging met een sterk godsdienstig karakter, aanvankelijk rooms-katholiek, met een eigen (nog bestaande) kapel in de Madonnakerk van Livorno. Er is nog een prachtig marmeren reliëf met de Nederlandse leeuw en een kroon in die kerk te zien.

In de achttiende eeuw verschoof het godsdienstige zwaartepunt naar het protestantisme, maar rooms-katholieken konden probleemloos lid blijven. De Nederlandse kapel in de Madonnakerk werd tot 1861 door de protestantse Nederlandse Natie gefinancierd.

Nederlanders hadden van het begin van de 17e eeuw tot het midden van de 18e eeuw het grootste aandeel in deze vereniging. Zo werden tot 1724 de notulen in het Nederlands opgesteld. Die invloed nam af met de komst van een eigen voorganger, de Duitse lutheraan Schultz. Ook nam vanaf die tijde het economische belang van de vereniging af. Veelzeggend is dat de naam van ”natie” werd veranderd in ”congregatie”.

In de 19e eeuw waren vooral Duitsers, Zwitsers en Scandinaviërs lid van de Nederlandse Natie. De Nederlandse kerk werd een soort algemene protestantse kerk. Historische bronnen maken vrijwel geen onderscheid in denominaties.

Tot de stichting van de Italiaanse Republiek (1861) konden protestanten in Italië hun geloof niet vrijelijk uitoefenen. In Livorno was de situatie gunstiger, ook al zaten de bisschop van Pisa en de lokale inquisitie niet stil. Alleen de Nederlandse consul en de consuls van andere naties mochten beschikken over een huiskapel. Tot 1761, toen er een protestantse ‘kapel’ werd ingericht, kwamen Nederlandse protestanten bij de consul bij elkaar voor de eredienst. Van vervolgingen is nooit sprake geweest.

Nederlandse Tuin

In de zeventiende eeuw kocht de Nederlandse gemeenschap een perceel buiten de stad, die de Nederlandse Tuin werd genoemd maar functioneerde als begraafplaats. De Nederlandse Tuin werd voor Noord-Europese reizigers een trekpleister. „Het is een mooie tuin met sinaasappel- en citroenbomen, met allerlei bloemen in bloembedden gerangschikt en bloempotten waarin veel zeldzame planten groeien. De doden zijn begraven langs de paden”, schreef Georg Christoph Martini uit Saksen in 1725. De begraafplaats werd twee eeuwen later opgegeven, omdat het terrein door de overheid werd opgeëist ten behoeve van stadsuitbreiding.

De nieuwe begraafplaats stamt uit 1840 en is tegenwoordig alleen dankzij ”sleutelbewaarder” Weatherford te bezoeken. Ook dit kerkhof lijkt meer op een tuin dan een begraafplaats. Er bevinden zich nog grafstenen die zijn overgebracht uit de ontmantelde oude begraafplaats. Centraal ligt de zerk van 2 bij 3,3 meter van Johan Calckberner, een handelaar die eind 17e eeuw de Nederlandse consul was. Hij sloot in 1691 –tijdens de oorlog tussen de Frankrijk, Spanje, Engeland en Verenigde Republiek– een verdrag om zodoende Livorno neutraal te houden.

Midden op de begraafplaats staat een konijnenhok en aan een droogrek hangt wasgoed. „De beheerder, die hier gratis woont, heeft de begraafplaats ingepikt”, zegt Weatherford.

Samen met wat verre nazaten van leden van de Nederlandse Natie blies Weatherford in 1997 de Nederlandse Congregatie nieuw leven in. Er zijn nu vier protestantse leden. Maar de toekomst is niet rooskleurig. De leden zijn oud, en twee van hen wonen niet in Livorno. Matteo Giunti, een oud-piloot, zou een goede kandidaat zijn. „Tot de generatie van mijn opa waren de leden van mijn familie van Noord-Europese afkomst.” Hij somt een aantal namen op: Kotzian, Schmitz, Stollenhof en Senn. „Maar de statuten van de congregatie bepalen dat leden protestant moeten zijn, en dat ben ik niet.”

Volgend jaar bestaat de Nederlandse kerk 150 jaar. Een goede gelegenheid om de restauratie aan te pakken, en de Nederlandse en protestantse band met Livorno weer op te pakken. Maar dan moeten er wel leden zijn, liefst met een beetje geld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer