Volgetypte kladblokvellen als nalatenschap
Een opmerkelijke vondst deed ir. H. van der Kooij op de dag van het overlijden van zijn vader, ds. A. van der Kooij, op 9 november 1997. Op diens bureau lag een aantal opgerolde kladblokvellen, volgetypt met een berijming van het laatste bijbelboek. Een speurtocht naar andere stukken van zijn vader in oude kerkbodes, uitgeschreven preken en preekschetsen groeide uit tot het boek ”Onder de zesde fiool”.
Het boek heeft soms het karakter van een tekst-voor-tekstverklaring. Het geeft regelmatig concreet aan in welke tijd bepaalde gedeelten van de Openbaring vervuld zijn geworden. Het boek bevat verder een oorspronkelijke visie op Israël, Rome en de Vaderlandse Kerk, terwijl in een bijlage de Hervormde Kerkorde van 1951 ter sprake komt. Uit deze bijlage blijkt dat wijlen ds. Van der Kooij de genoemde kerkorde zeker niet als exclusief gereformeerd beschouwde. Integendeel, ze had volgens hem, in artikel 10, een antichristelijke strekking.
Het boek is donderdagavond in Woerden aangeboden aan zes hervormde gemeenten. Vijf ervan heeft ds. Van der Kooij gediend, in de zesde woonde hij na zijn emeritaat tot aan zijn overlijden. De predikant genoot bekendheid vanwege zijn talrijke ingezonden stukken in het RD. Ook deze zijn verwerkt in het boek.
De titel ”Onder de zesde fiool. Een verhandeling van de Openbaring” (uitg. Van der Meijden, Kesteren, 16,50 euro) duidt op de periode waarin wij leven, zegt zoon ir. Van der Kooij, leraar biologie aan het Ichthus College in Veenendaal. „Wij leven in de tijd dat de dodelijke wond van het zeebeest uit Openbaring 13 geneest.”
In het boek worden de beesten van Openbaring verbonden met de heidense wereldmachten in Daniël. In Daniël gaat het in de geschiedenis van kwaad tot erger, met als dieptepunt een naamloos monster, een ondier: het Romeinse Rijk. Het vierde dier had tien hoornen, het toppunt van macht en kracht. In Openbaring 12 en 13 doen respectievelijk het Romeinse en het roomse stadium zijn intrede. „In de paus is er weer een Romeins (rooms) heerser gekomen die verering opeist. We naderen nu het uitgesproken god-loze stadium van Openbaring 17, de tijd van het scharlaken rood beest met de zeven hoofden en tien hoornen. Het gaat weer over hetzelfde machtsgebied. Op het monster zit een hoer, wat duidt op een monsterverbond. De grote hoer als het beeld van de valse kerk. Beest én hoer spannen nu samen tegen het christendom. Als de zesde fiool uitgegoten is, raakt de wereld in rep en roer. Openbaring 16 spreekt dan van draak, beest en valse profeet, een antichristelijke drieheid die staat tegenover Vader, Zoon en Heilige Geest.”
Van der Kooij is er verwonderd over dat hij deze boodschap van zijn vader de wereld in mag brengen. „Ik heb dit niet gezocht, maar het is op mijn weg geplaatst. Bij mij is de overtuiging gegroeid dat dit materiaal van grote betekenis is voor de kerk van vandaag. Ik zie het boek als een teken dat de Heere nog bemoeienis met ons volk wil hebben.”
Ds. Van der Kooij had een bijzondere belangstelling voor Israël. „Mijn vader had in de jaren dertig al de juiste visie op Israël. Dat was toen uniek. Algemeen hing men de gedachte aan dat de kerk in de plaats van Israël was gekomen. De visie op Israël hangt samen de visie op het duizendjarige rijk. Vader was een gematigd chiliast. Een krachtige uitspraak van hem was: „Zonder Israël komt de wereld er niet!” Deze gedachte komt terug in de prachtige stelling: „Israël moet lijden zonder zijn Koning, het zal leiden met zijn Koning.””
Ds. Van der Kooij wees vaak op het grote gevaar van Rome. „Hij vond dat Samen op Weg uiteindelijk de weg naar Rome baant. Wie zich verzwagert met Rome, maakt zich ook schuldig aan het bloed van de vervolgingen waaraan Rome zich schuldig maakte. Het beest uit Openbaring werd dodelijke verwondingen aangebracht door de Reformatie. Maar de wond genas! Wat we nu zien, is dat Rome en het protestantisme naar elkaar toegroeien. Het is ontzettend om te lezen hoe in Openbaring 17 de hoer op het beest uit de afgrond zit. Het godloze gruwelbeest (ver)draagt voor een tijd de verworden christenkerk uit het heidendom. We gaan een benauwde tijd tegemoet, want de hoer is dronken van het bloed van de heiligen. Een tijd waarvan Da Costa voorspelde dat het zou zijn alsof er in Europa nooit een hervorming is geweest.”
De Heere heeft bijzondere bemoeienis met Nederland gehad, zo blijkt uit het boek. De Nederlandse staat is ontstaan uit de belijdenis van de kerk. „Dat is uniek. De vaderlandse kerk is in al die eeuwen ook gebleven. En de Heere is van Zijn planting nog niet geweken, er is nog honger naar de waarheid, er worden nog kinderen uit de Geest geboren.”
Met de kerkorde van 1951 veranderde wel veel. „Zo werd er in artikel 10 niet gesproken over de openbaring van de drie-enige God, maar over de zelfopenbaring van de drie-enige God. En door dat woord te gebruiken deed men een concessie aan de vrijzinnigen, die slechts geloven dat God Zich op drieërlei wijze vertoont. Zo werd de deur opengezet voor de ontkenning van de Godheid van Christus! Mijn vader benadrukte met andere hervormd-gereformeerde tegenstemmers van deze kerkorde dat 1951 de belijdenis heeft losgelaten.”
Desondanks heeft de Heere de Hervormde Kerk nog niet losgelaten. Blijven, of gaan? „Mijn vader zei: Je moet niets doen.” Ik neem aan dat hij bedoelde: niets organiseren. Nergens lezen we in Gods Woord dat vromen de vervallen tempel verlieten en een andere kerk hebben opgericht. Gods volk moet wachten op de Heere, maar wel protesteren tegen antichristelijke ontwikkelingen! Mijn vader was een echte protestant. Hij had niets goeds over SoW te zeggen, maar, zo stelde hij ten aanzien van 1951: „We moeten niet de kerk uit, maar de schuld in.” We horen veel over het voortzetten van de kerk, of over een eigen weg gaan, maar moet er niet zijn een bukken onder Gods oordeel? De Heere heeft altijd Zelf de Kerk in de kerk gezuiverd. De vaderlandse kerk is een planting Gods. Het is Zijn werk, niet het werk van onze handen. Zijn trouw rust zelfs op het late nageslacht. Dat was vaders vaste overtuiging.”