Evangelist Bor spreekt op zendingsmiddag Elburg
ELBURG. „De kerk moet niet doen zoals Jona en vanuit de verte toekijken, maar naast de Ninevieten gaan staan.” Dat zei evangelist H. Bor uit Poederoijen woensdag tijdens de jaarlijkse zendingsdag van de christelijke gereformeerde kerk in Elburg.
Bor gaf aan dat Jona, die de ondergang van Ninevé van een afstand afwachtte, niet blij was met de bekering van de Ninevieten. Zijn houding stond in schril contrast met die van God, Die barmhartig en lankmoedig is. Bor zei dat kerkelijke mensen met hun woorden wel bewogen met de wereld kunnen lijken, maar ondertussen stiekem de ondergang van onchristelijke medemensen op het oog kunnen hebben. „Dat merkt de wereld, en die houding zal op beslissende momenten blijken.”
De evangelist noemde als voorbeeld Jeroen, die hij een halfjaar geleden in de gevangenis in het Belgische Hoogstraten ontmoette. „Toen ik bij hem in de cel kwam, ervoer ik dat de Heere barmhartig is. Ik vertelde Jeroen de geschiedenis van David en Bathseba en las Psalm 51 in de berijmde versie, maar het leek allemaal niets uit te werken.”
Toen Bor hem een week later weer ontmoette, kwam Jeroen met zijn armen omhoog naar hem toelopen en zei: „Hoor hoe een boeteling pleit.” Bor: „Ik zei tegen hem dat hij met zijn verknoeide leven bij God mag komen. God heeft ook aan mensen die wij ”tuig” noemen een pardonbrief geschreven.”
Ds. M. A. Kempeneers, christelijk gereformeerd predikant te Katwijk aan Zee, sprak over Jesaja 45:22, waar alle einden der aarde worden opgeroepen zich naar God toe te keren. Hij zei dat er geen voorwaarden gesteld worden aan het komen, zoals het breken met de zonde of het hebben van berouw. „Het enige wat de Heere vraagt, is bekering. Het behoud is gelegen in het zien op Christus. Wie op Hem mag zien, is behouden en heeft de zaligheid, zoals ook Comrie dat beschrijft in ”Het ABC des geloofs”.”
Ds. Kempeneers zei dat men van zichzelf niet kan zien op Christus, omdat het geloof een gave van God is. „Het is een bemoediging voor zondaren die geen ogen hebben om te zien, te weten dat God het zegt. De Heere zal de genade geven, en dan kan een mens door de kracht van de Geest het onmogelijke doen en geloven.”
Ds. L. W. van der Meij, christelijk gereformeerd predikant te Driebergen, sprak over de bruid uit Hooglied 2. „De bruid wordt een lelie genoemd, waarmee de kerk vergeleken wordt.”
De predikant waarschuwde dat de heerlijkst ruikende bloemen kunnen verwelken. „De kerk moet blijven bedenken dat ze haar schoonheid ontleent aan de Heilige Geest. Als ze dat doet, zal de goede reuk van Christus blijven. Als de bevindelijkheid ophoudt, is dat niet het einde van de kerk, maar gaat ze wel verwelken.”
RD-redacteur Ewout van der Staaij, tevens student aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, vertelde een verhaal over Nunia, een Armeens slavinnetje van 16 jaar in de vierde eeuw. Mede door haar standvastigheid kwam het Evangelie in Georgië.
Ds. D. Zoet, hersteld hervormd predikant in Ouddorp, mediteerde over Psalm 87:4. Daar gaat het over vijf volken die toegevoegd worden aan de kerk: Rahab (Egypte), Babel, de Filistijnen, de Syriërs en de Moren. „Deze volken worden in de Bijbel getekend als zondaren, hoogmoedigen, sabbatsschenders en weerbarstigen. God breekt de werken van eigengerechtigheid af. Afkerigen en verlorenen zullen Hem leren kennen. God overwint door deze wederstrevers in het hart te grijpen. Christus is gekomen om onwilligen te zaligen.”