Finse minister blijft bij uitspraken rond abortus
HELSINKI. „Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.” De Finse minister van Binnenlandse Zaken, Räsänen, heeft door deze Bijbelwoorden te citeren in het kader van abortus een fel debat in haar land veroorzaakt. Räsänen, zelf arts, staat echter nog volledig achter haar uitspraken.
De partijleider van de christendemocraten in Finland citeerde de zinsnede uit Handelingen 5:29 eerder deze maand tijdens een seminar van de Lutherse Kerk in Kankaanpää. „Ik was gevraagd over het geloof te spreken en over wat het betekent om christen te zijn in een tijd waarin de wereld steeds seculierder wordt”, liet ze eind vorige week weten in een interview met het Duitse christelijke magazine Pro. „In mijn referaat heb ik ook aan de orde gesteld dat wij als christenen vaak met moeilijke morele beslissingen worden geconfronteerd.” In dat verband uitte ze zware kritiek op de Finse wetgeving ten aanzien van abortus. Volgens Räsänen zijn dieren beter beschermd dan foetussen. Er is geen enkel moment waarop het beëindigen van een zwangerschap acceptabel is, zo stelde ze. „Een kind op abortusleeftijd is niet alleen maar een gevoelloos stukje weefsel, maar een individu dat kan voelen.”
Haar uitlatingen kwamen haar op zware kritiek te staan, zo berichtte finlandsite.nl daags na het seminar. Mag men de Bijbel boven de wereldlijke wetten plaatsen? En mag een minister zomaar alles in het openbaar zeggen? Honderden leden van de Lutherse Kerk zegden via de site eroakirkosta.fi meteen hun kerklidmaatschap op.
Augsburgse belijdenis
Wat Räsänen betreft was haar toespraak in elk geval niet in strijd met de officiële leer van de Lutherse Kerk ten aanzien van de verhouding tussen de wereldlijke wetten en Gods Woord. „Artikel 16 van de Augsburgse belijdenis zegt: „Daarom zijn de christenen schuldig de overheid onderdanig en haar geboden en wetten gehoorzaam te zijn in alles wat zonder zonde geschieden kan. Wanneer het overheidsgebod echter niet zonder zonde kan worden opgevolgd, moet men Gode meer gehoorzamen dan de mensen (Handelingen 5:29).”
Wat vindt de minister ervan dat zo veel mensen in haar referaat toch aanleiding zagen de kerk vaarwel te zeggen? Räsänen in Pro: „De media-aandacht voor mijn rede is buiten alle proporties. Ik voel me er niet verantwoordelijk voor dat mensen hun kerklidmaatschap hebben opgezegd. Als mensen híérom de kerk verlaten, moet hun band met de kerk al gering zijn geweest.” Ze wijst er verder op ook veel positieve reacties te hebben ontvangen. „De feedback die ik via e-mail of sms kreeg, was voor 98 procent positief.”
In het interview geeft de Finse minister aan geen spijt te hebben van haar toespraak. „Ik blijf bij mijn woorden.” Ze bestrijdt ook dat ze die later zou hebben gerelativeerd. „Toen de media mij benaderden, moest ik duidelijk gaan maken wanneer Gods Woord voorrang boven menselijke wetten heeft. Ik noemde toen extreme voorbeelden, waarin een regering haar burgers beveelt fundamentele mensenrechten te schenden of zelfs andere mensen naar het leven te staan. Helaas kénnen we dergelijke trieste situaties uit de geschiedenis. In zulke omstandigheden staat de moraal van de Heilige Schrift boven de menselijke wetten.”
Geweigerd
Daarnaast, vervolgt Räsänen in Pro, „heb ik opgemerkt dat ik als arts –wat ik van beroep ben– met abortus werd geconfronteerd. Als christen heb ik om mijns gewetens wil geweigerd abortussen uit te voeren. Maar de abortuswetgeving in Finland erkent het recht van een arts om de uitvoering van een abortus op grond van zijn geweten af te wijzen niet. Christenen komen dan ook vaak in omstandigheden waarin de enige oplossing voor hen is zich aan een situatie –bijvoorbeeld hun beroep– te onttrekken, als die van hen verlangt tegen Gods Woord in te gaan. Dat is mogelijk zonder de wet te overtreden.”
Ze benadrukt overigens ook duidelijk gemaakt te hebben „dat christenen onder de Finse wet in de regel niet met zulke beslissingen te maken krijgen en dat zij zich aan de Finse wet moeten houden.”
Spreekvrijheid
Wat antwoordt de christendemocrate critici die vinden dat zij een en ander als kerklid had mogen zeggen, maar niet als minister? wil Pro weten. Räsänen: „Het kader waarin ik mijn referaat hield, was heel duidelijk de vertrouwelijke setting van een christelijk seminar. Met mijn toespraak richtte ik mij tot de deelnemers aan de bijeenkomst. Maar ik houd er niet van onderscheid tussen verschillende rollen te maken. Ik ben altijd dezelfde Päivi Räsänen, het maakt niet uit waar ik heenga of waar ik spreek; ik ben partijvoorzitter en minister van Binnenlandse Zaken. Ik vind het van uiterst groot belang dat ministers, precies zoals andere mensen, een recht op spreekvrijheid hebben en de vrijheid om godsdienstige overtuigingen te uiten.”
Gevraagd naar haar (nabije) toekomst antwoordt Räsänen dat zij „gewoon verder” gaat met haar werk als minister van Binnenlandse Zaken. „En in die hoedanigheid zal ik me ook bezighouden met de religieuze en kerkelijke aangelegenheden in Finland.”