Dinosauriër wisselde geregeld tanden
NEW YORK. Het gebit van plantenetende dinosauriërs vernieuwde zich in een regelmatig tempo. Dat blijkt uit onderzoek van wetenschappers aan de Stony Brook University in New York.
Ze onderzochten zogeheten sauropode dinosauriërs: enorme dieren met vier zware poten, een lange nek en een enorme staart. „Sommige van deze dieren waren meer dan 27 meter lang en hadden een kop groter dan een paard”, legt onderzoeksleider Michael D’Emic uit in het tijdschrift LiveScience. De wetenschappers publiceerden hun resultaten gisteren in het digitale wetenschappelijke tijdschrift PLoS One.
Een van de onderzochte soorten was de Diplodocus. Die wisselde het snelste van gebit. Eens per 35 dagen groeide op elke plek in zijn gebit een nieuwe tand aan. Bij de verwante Camarasaurus verliep de vervanging wat langzamer: het gebit vernieuwde zich eens in de 62 dagen.
„De bijna 30 meter lange dinosauriërs beschikten over twintig tot dertig tanden. Om de één of de twee maanden hadden ze die volledig gewisseld”, aldus D’Emic.
De wetenschappers maakten met röntgentechniek drie dimensionale beelden van de dinosauriërkaken. Ze ontdekten dat zich onder elke tand een holte bevond met daarin drie tot vijf reservetanden, als patronen in een pistool. „Een enkele sauropode (een Nigersaurus, red.) had zelfs negen tanden op voorraad in elke holte”, zei D’Emic tegenover tijdschrift LiveScience. „Het is een verbijsterend resultaat.”
Het tempo waarin de dieren hun tanden wisselden, achterhaalden de wetenschappers door de tanden te bestuderen. De tanden worden opgebouwd uit lagen dentine, een soort kalkweefsel onder een kap van glazuur.
„Het grootste deel van de tand is dentine. Elke dag worden nieuwe lagen dentine gevormd. Uiteindelijk ontstaat een structuur die lijkt op jaarringen: elke dag is een ring in de tand”, legt D’Emic uit. Deze ‘jaarringen’ in de tanden heten Von Ebner-lijnen. Door deze te tellen konden de wetenschappers een beeld vormen van de snelheid waarmee de dieren hun tanden wisselden.
Dat snelle wisselen had een goede reden. Sauropoda –de grootste planteneters op het land ooit– moesten enorme hoeveelheden plantaardig materiaal eten, waardoor hun tanden snel sleten. D’Emic: „Per saldo verbruikten de sauropoden veel tanden om het afslijten te compenseren. Het was meer gericht op kwantiteit dan op kwaliteit. in tegenstelling tot de meeste zoogdieren vandaag.”
Volgens sommige wetenschappers wisselden de dieren hun tanden zo snel omdat die anders zouden afbreken. Maar daar kon het team van D’Emic geen bewijs voor vinden.
Ook bij knaagdieren vandaag de dag slijten de tanden relatief snel. Zij wisselen hun tanden niet; bij de dieren groeien ze voordurend door.
De studie vergeleek de snelheid waarmee de sauropoden tanden wisselden ook met die van vleesetende therapoden, zoals de Tyrannosaurus rex en de Deinonychus. Deze reptielen wisselden met 777 dagen en 290 dagen veel trager tanden. Die sleten hoogstwaarschijnlijk ook minder snel door hun vleesmenu.