Huber bezorgd over abortuswet
De nieuwe voorzitter van de Evangelische Kerk in Duitsland (EKD), bisschop Wolfgang Huber, vindt dat de Duitse regering zich moet gaan bemoeien met de gevolgen van de abortuswet uit 1995. Hij maakt zich zorgen over het grote aantal late abortussen, zo zei hij woensdag kort na zijn verkiezing tot voorzitter van de EKD-raad, het bestuur van de kerk. De synode koos Huber met een zeer ruime meerderheid als opvolger van Manfred Kock.
De Duitse wet bepaalt dat zwaargehandicapte kinderen tot kort voor hun geboorte kunnen worden geaborteerd. Erg helder zijn de richtlijnen hieromtrent echter niet geformuleerd, aldus Huber, die voorheen deel uitmaakte van de Nationale Raad voor Ethiek. Daardoor kunnen mensen er misbruik van maken.
Het aantal abortussen in Duitsland op grond van „een ernstige noodsituatie” is zorgwekkend toegenomen, constateert hij. Jaarlijks worden rond de 150.000 abortussen gemeld; antiabortusactivisten schatten echter dat het er in werkelijkheid twee keer zo veel zijn. Huber adviseert om het thema behoedzaam weer op te pakken. Daarbij tekent hij aan dat maatregelen in de sfeer van het strafrecht weinig zinvol zullen zijn en dat ook mannen op hun verantwoordelijkheid moeten worden aangesproken.
Ten aanzien van de thema’s homoseksualiteit en homohuwelijk -die momenteel wereldwijd, onder meer in de Anglicaanse Kerk, spelen- waarschuwt Huber voor polarisatie. In zijn ogen moeten de Duitse landskerken zich als het gaat om dergelijke vraagstukken eensgezind opstellen. Tegelijk zullen zij de synodale beslissingen van individuele landskerken moeten respecteren. Zo acht Huber het besluit van de kerk van Berlijn-Brandenburg verenigbaar met de gemeenschappelijke geloofsoriëntatie van de EKD. Deze kerk heeft de inzegening van huwelijken van paren van gelijk geslacht mogelijk gemaakt.
De nieuwe preses zegt zich verder sterk te maken voor evangelisatie op plaatselijk niveau, voor het uitdragen van het Evangelie in het leven van alledag. Volgens hem is „een nieuwe bijbelse vroomheid” gewenst. „Telkens als het luisteren naar de Heilige Schrift leidt tot een duidelijke persoonlijke geloofsovertuiging ben ik blij.” Hij is er echter beducht voor dat woorden uit de Bijbel als wapen worden misbruikt en dat mensen hun persoonlijke geloofsovertuiging als afgrenzing naar anderen toe zien.
De kerk moet zich met de christelijke boodschap tot de mensen wenden, meent Huber. Daarom zijn zending en evangelisatie van belang. Maar gemeenteopbouw is niet minder belangrijk. Daarnaast is er volgens hem de „buitenkant” van de kerkelijke opdracht: de inmenging in politieke discussies. Hij pleit ervoor dat de kerk zich vanuit protestants perspectief bezighoudt met bio-ethische debatten.
Huber mengt zich ook in het in Duitsland gevoerde debat over het dragen van hoofddoeken, al hoedt hij zich voor concrete uitspraken. Hij meent dat de kerk moet instaan voor het principe dat godsdienstvrijheid ook de vrijheid voor andersgelovigen impliceert. De school is volgens hem geen godsdienstvrije ruimte. Leraren zijn als ambtenaren echter wel verplicht zich in te zetten voor de vrijheid van religie voor iedereen. Anderzijds kan een hoofddoek worden geïnterpreteerd als een symbool dat de gelijke positie van de vrouw ondergraaft.