Vrijhandel zonder strategie in Colombia
Normaal werken er 450 mensen in de Mazdafabriek in Bogota. Nu is er niemand. De vrijhandelsakkoorden die de regering sloot met andere landen, helpen de auto-industrie in Colombia niet vooruit. „We hebben getekend, maar niet geïnvesteerd.”
De fabriekshal staat er verlaten bij. Wie door de open deur naar binnenloopt, ziet de carrosserieën onafgemaakt op de brug staan. De voltooide modellen zijn gereed voor de verkoop, maar deze wagens staan al weken op afnemers te wachten.
Een vreemde gewaarwording in de Mazdafabriek op een industrieterrein in de Colombiaanse hoofdstad Bogota. Op een normale donderdag werken hier zo’n 450 mensen, nu is er niemand. „Het is raar om je eigen stem te horen echoën, terwijl het hier normaal gezellig druk is”, zegt vakbondsleider Guillermo Charcas terwijl hij door de verlaten ruimte loopt.
De auto-industrie in Colombia zit in een zware crisis. Een van de redenen daarvan zijn de handelsakkoorden die de overheid heeft getekend met verschillende westerse landen. „De belangrijkste oorzaak voor de huidige dip in de auto-industrie is het vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea”, zo betoogt Pilar Medina, directeur van de Mazdafabriek. „Mijn land is nog niet klaar om zulke vrijhandelsverdragen aan te gaan en op gelijke voet handel te drijven.”
Onzeker
Op 26 juni 2012 tekende de Europese Unie een vrijhandelsakkoord met Colombia en Peru. Deze overeenkomst stimuleert de export van auto’s, textiel, wijn en chemicaliën vanuit de Europese Unie naar Zuid-Amerika, maar dit akkoord heeft behoorlijk negatieve gevolgen voor de Colombianen aldus Medina. „We verliezen per volledig geïmporteerde auto twaalf banen in onze auto-industrie. Als gevolg van de akkoorden verwachten we hoge werkloosheidscijfers. Omdat we nu een volledige open markt hebben, verliezen we de concurrentiestrijd.”
Deze kritiek is niet nieuw. Sinds het tekenen van het vrijhandelsakkoord is het protest niet verstomd. De kritiek luidt dat vooral Europa toegang krijgt tot een nieuwe markt, en dat Colombiaanse en Peruaanse producenten niet kunnen concurreren. Ook de mensenrechtensituatie van werknemers in Latijns-Amerika zou als gevolg van het akkoord eerder verslechteren dan verbeteren.
Begin juni moest de directie van deze Mazdafabriek in Bogota een ingrijpende maatregel nemen. Het voltallige personeel werd zonder vergoeding voor een maand op vakantie gestuurd. Ze kregen de garantie dat zij vanaf juli tot het einde van het jaar weer aan het werk kunnen. Daarna is alles nog onzeker.
Dit compromis is de uitkomst van een dialoog met de vakbond Confederacion General del Trabajo (CGT). Pilar Medina: „De situatie is nijpend, we hopen dat we dit overleven.”
Vakbondsleider Charcas van de CGT is erg tevreden met het compromis dat hij heeft kunnen sluiten met de Mazdafabriek: „Op dit moment vallen er veel ontslagen in de auto-industrie in Colombia, als gevolg van de vrijhandelsakkoorden. Ook verdwijnen er veel kleine fabrieken. Dat hebben wij nog kunnen voorkomen.”
Infrastructuur
Maar waarom sluit de Colombiaanse regering deze akkoorden als het land er nog niet klaar voor is? Medina: „De vrijhandelsakkoorden zijn zonder enige strategie getekend. Dat heeft niet alleen zijn invloed op de autobranche, maar op de gehele industrie in Colombia. We zijn wel akkoord gegaan, maar we hebben niet geïnvesteerd in de infrastructuur van het land. Colombiaanse bedrijven zijn niet verder toegerust om te kunnen concurreren met de rest van de wereld. De overheid laat ons de concurrentie aangaan zonder dat we daartoe de mogelijkheden hebben.”
De Colombiaanse premier Santos ondertekende twintig jaar geleden als minister van Handel het eerste vrijhandelsakkoord namens Colombia, met Mexico. „Toen begon hij al met het om zeep helpen van onze industrie. Hij gelooft dat het sluiten van veel handelsakkoorden een weg is naar meer welvaart, maar hij houdt daarbij geen rekening met de staat van de industrie als zodanig.”
Omdat de infrastructuur in Colombia zo slecht is, is de export naar Europa erg duur. Ondertussen wordt er wel volop geïmporteerd vanuit Europa. Dat maakt het voor bedrijven als de Mazdafabriek van Pinar Medina lastig om te overleven. „Het is goedkoper om auto-onderdelen te verschepen van Japan naar onze havens, dan vanaf onze havens naar de hoofdstad Bogota, dat is ongehoord.”
Ondertussen probeert Medina met haar fabriek het komende jaar te overleven. „We willen de concurrentie met de Europese autobranche graag aangaan, maar het gaat op deze manier erg lastig worden. Als we ten onder gaan, gaan we echter strijdend ten onder”, zo besluit ze, met een blik op de lege fabriekshal.
Haar werknemers zijn bijna terug van vakantie. Daarna pakken ze de strijd weer op.